ECLI:NL:RBDHA:2022:15355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2022
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
AWB 22/7651
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen feitelijke uitzetting van een Nigeriaanse staatsburger met een onjuist laissez-passer

Op 10 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en een Nigeriaanse staatsburger als verzoeker. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen zijn voorgenomen uitzetting naar Lagos, Nigeria, die gepland stond voor 12 december 2022. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij van mening was dat de uitzetting onrechtmatig was. Dit zou het gevolg zijn van een laissez-passer dat niet op zijn naam stond, maar op een andere naam. Daarnaast stelde hij dat de Nigeriaanse autoriteiten een negatieve PCR-test vereisen, wat een objectieve belemmering zou vormen voor zijn uitzetting.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. Hij oordeelde dat de naam op het laissez-passer niet relevant was voor de rechtmatigheid van de uitzetting, aangezien de Nigeriaanse autoriteiten geen twijfel hadden over de nationaliteit van de verzoeker. Bovendien was het niet in geschil dat de verzoeker illegaal in Nederland verbleef en geen verblijfsrechtelijke procedures meer had lopen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de Staatssecretaris bevoegd was om de verzoeker uit te zetten, ongeacht de naam op het laissez-passer.

De voorzieningenrechter wees ook op het feit dat de weigering van de verzoeker om een PCR-test te ondergaan, niet afdeed aan de bevoegdheid van de Staatssecretaris om de uitzetting door te zetten. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van de verzoeker tegen de feitelijke uitzetting geen redelijke kans van slagen had en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/7651
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 december 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 29 november 2022 heeft verweerder verzoeker bericht dat hij op 12 december 2022 om 13:55 uur via Schiphol zal uitreizen naar Lagos, Nigeria.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter op 9 december 2022 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Overwegingen

Verweerder is voornemens verzoeker op 12 december 2022 uit Nederland te verwijderen. Verzoeker heeft hier bezwaar tegen gemaakt. Hij is van mening dat de uitzetting onrechtmatig is, omdat het verkregen laissez-passer van de Nigeriaanse autoriteiten waarmee verweerder hem wil uitzetten niet op hem ziet. Er staat een andere naam op. Verder is sprake van een objectieve belemmering, omdat de Nigeriaanse autoriteiten een negatieve PCR-test vereisen. Omdat verzoeker al te kennen heeft gegeven niet mee te willen werken aan een PCR-test, is op voorhand duidelijk dat hij niet op het vliegtuig kan worden gezet.
De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn betoog dat hij niet kan worden uitgezet, omdat het verstrekte laissez-passer niet op de juiste naam staat. Tussen partijen is niet in geschil dat verzoeker geen verblijfsrechtelijke procedures meer heeft lopen en dat hij illegaal in Nederland verblijft. Verweerder is dus bevoegd om hem uit te zetten. De Nigeriaanse autoriteiten hebben ten behoeve van verzoeker een laissez-passer afgegeven, waarop staat dat er niet getwijfeld wordt aan zijn Nigeriaanse nationaliteit. Dat de naam op dit laissez-passer niet overeenkomt met de door verzoeker in Nederland opgegeven naam/namen doet daar niet aan af en maakt de uitzetting van verzoeker niet onrechtmatig.
Ook de omstandigheid dat de Nigeriaanse autoriteiten een negatieve PCR-test vereisen doet niets af aan de bevoegdheid van verweerder om verzoeker uit te zetten en maakt de uitzetting niet onrechtmatig. Als de uitzetting mislukt, omdat verzoeker blijft weigeren om een PCR-test te ondergaan, komt dat voor zijn rekening en risico.
Dit betekent dat het bezwaar tegen de feitelijke uitzetting geen redelijke kans van slagen heeft. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt om die reden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier, op 10 december 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.