In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring. Eiser, een man van Bengalese nationaliteit, had beroep ingesteld tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hem op 6 december 2022 een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring had opgelegd. Eiser stelde dat hij rechtmatig verblijf had in Portugal en dat de maatregel van bewaring onterecht was opgelegd. De rechtbank heeft de beroepen op 19 december 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij rechtmatig verblijf in Portugal had. De regeling waarnaar hij verwees, gold alleen voor derdelanders met een visum, en eiser beschikte niet over een visum. De rechtbank concludeerde dat het terugkeerbesluit van 6 december 2022 niet gericht was op rechtsgevolgen, waardoor het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk werd verklaard.
Wat betreft de maatregel van bewaring oordeelde de rechtbank dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom niet kon worden volstaan met een lichter middel. Eiser had aangegeven dat hij zich had aangemeld voor een studie in Nederland, maar verweerder had hier niet op ingegaan. Dit leidde tot de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was. De rechtbank heeft de maatregel opgeheven en eiser recht op schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, vastgesteld op € 1.500,- voor 15 dagen. Daarnaast werden de proceskosten van eiser vergoed.