ECLI:NL:RBDHA:2022:1533
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.M.M. Kettenis - de Bruin
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen omgevingsvergunning voor sociale woningen in Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 3 juni 2021, waarin zijn bezwaar tegen een omgevingsvergunning voor de bouw van 140 sociale woningen, 150 m2 detailhandel, 235 m2 maatschappelijke dienstverlening en een parkeergarage met 121 parkeerplaatsen, kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat het niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval was het primaire besluit op 3 maart 2021 bekendgemaakt, waardoor de termijn eindigde op 14 april 2021. De eiser had zijn bezwaarschrift echter pas op 15 april 2021 op de post gedaan, wat leidde tot de conclusie dat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank overwoog dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukte dat de wettelijke bepalingen over de tijdigheid van het indienen van een bezwaarschrift van openbare orde zijn, wat betekent dat zowel het bestuursorgaan als de rechtbank niet kunnen afwijken van deze regels, ook niet in het geval van een geringe overschrijding. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.