ECLI:NL:RBDHA:2022:15321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
AWB 22/3659
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsvergunning en inreisverbod

Op 13 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen de intrekking van de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd van de verzoeker, die met ingang van 23 mei 2019 is ingetrokken. Dit besluit omvatte tevens een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van tien jaar. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de zaak buiten zitting afgedaan. De verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht, wat door de voorzieningenrechter is toegewezen. De verweerder heeft in een brief van 25 november 2022 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, met name met betrekking tot het niet uitzetten van de verzoeker totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien de overeenstemming tussen partijen over het uitblijven van uitzetting, het verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen. De voorzieningenrechter heeft verweerder verboden om verzoeker uit te zetten tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 759,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3659

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 december 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit , verzoeker

(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 18 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd van verzoeker ingetrokken met ingang van 23 mei 2019. Dit besluit is tevens een terugkeerbesluit. Daarbij heeft verweerder een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de zaak buiten zitting af te doen.

Overwegingen

Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De voorzieningenrechter ziet, mede op basis van de verstrekte gegevens, aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Bij brief van 25 november 2022 heeft verweerder medegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening voor zover dit ziet op het niet uitzetten van verzoeker totdat een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
Nu partijen het er over eens zijn dat van uitzetting van verzoeker behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt verweerder om verzoeker uit te zetten tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen tot 4 weken nadat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.