ECLI:NL:RBDHA:2022:15309

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
NL22.20257
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 november 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn, heeft op 28 juni 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 7 oktober 2022 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 15 november 2022 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft inconsistenties in zijn verklaringen over zijn geboorteplaats en nationaliteit, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnt. Tijdens eerdere gehoren heeft eiser verschillende geboorteplaatsen genoemd, en zijn verklaringen over zijn nationaliteit zijn niet onderbouwd met documenten. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser kennelijk inconsequent en tegenstrijdig zijn, waardoor zijn aanvraag niet inhoudelijk kon worden beoordeeld.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.20257
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.H. Hekman),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999. Hij heeft op 28 juni 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 7 oktober 2022 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, F. Abbaszadeh Charandabi als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
3. identiteit, nationaliteit en herkomst;
4. gestelde problemen in Congo.
De staatssecretaris heeft het eerste relevante element ongeloofwaardig bevonden, omdat eiser geen documenten heeft overgelegd om zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst te onderbouwen. Ook anderszins heeft hij zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft inconsistente verklaringen afgelegd over zijn
geboorteplaats en -land, nationaliteit en herkomst. Daarom wordt ook geen geloof gehecht aan de verklaringen van eiser over de door hem ondervonden problemen in Congo. Het asielrelaas wordt daarom niet inhoudelijk beoordeeld.
3. De staatssecretaris heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Op de zitting heeft de staatssecretaris de c-grond laten vallen. Dit betekent dat de rechtbank beoordeelt of verweerder eisers aanvraag heeft kunnen afwijzen omdat hij kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft tijdens gehoren bij de vreemdelingenpolitie op 28 juni 2021 en 11 maart 2022 verklaard te zijn geboren in Kinshasa, Congo, maar tijdens het aanmeldgehoor op 5 april 2022 verklaart hij te zijn geboren in Brazzaville, Congo. Eiser heeft geen plausibele verklaring gegeven voor deze tegenstrijdigheid. Zijn stelling dat hij op 11 maart 2022 niet is bevraagd over zijn geboorteplaats en dat de opmaak van het proces-verbaal er eerder blijk van geeft dat de personalia zijn overgenomen uit het systeem, is onjuist. Aan eiser is tijdens dat gehoor uitdrukkelijk de vraag gesteld wanneer en waar hij is geboren, evenals tijdens het gehoor van 28 juni 2021 en het aanmeldgehoor.
Over zijn nationaliteit heeft eiser verklaard dat hij de Gambiaanse nationaliteit heeft, hoewel zijn vader afkomstig is uit Guinee en zijn moeder uit Congo-Brazzaville en hij er niet is geboren. Eisers verklaring dat hij een geboorteakte had van Gambia en dat hij zo weet dat hij de Gambiaanse nationaliteit heeft, heeft de staatssecretaris onvoldoende kunnen vinden om de Gambiaanse nationaliteit aannemelijk te achten. Over zijn woonplaats in Gambia heeft eiser weinig informatie gegeven en bovendien onjuist verklaard. Eiser heeft verklaard dat de omgeving van het dorp Basse waar hij stelt ongeveer negen jaar te hebben gewoond, bergachtig en bosachtig is, terwijl het gebied in werkelijkheid vlak is. De staatssecretaris heeft daarom kunnen oordelen dat de eisers verklaringen kennelijk inconsequent en tegenstrijdig zijn, zoals bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw. Zijn verklaringen zijn onvoldoende om hem te volgen in de door hem gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Daarbij heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat van eiser, ondanks zijn beperkte scholing en jonge leeftijd, verwacht mag worden dat hij meer kan verklaren over zijn geboorteplaats, nationaliteit en herkomst. Dit betekent dat de staatssecretaris zich ook terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet toegekomen wordt aan een inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas.

Conclusie en gevolgen

De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 november 2022

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.