ECLI:NL:RBDHA:2022:15309
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 november 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn, heeft op 28 juni 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 7 oktober 2022 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 15 november 2022 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft inconsistenties in zijn verklaringen over zijn geboorteplaats en nationaliteit, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnt. Tijdens eerdere gehoren heeft eiser verschillende geboorteplaatsen genoemd, en zijn verklaringen over zijn nationaliteit zijn niet onderbouwd met documenten. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser kennelijk inconsequent en tegenstrijdig zijn, waardoor zijn aanvraag niet inhoudelijk kon worden beoordeeld.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.