ECLI:NL:RBDHA:2022:15286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.20912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring ongegrond in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Nigeriaanse nationaliteit claimt. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 mei 2022, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was, en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verweerder voldoende uitzettingshandelingen heeft verricht en dat eiser zelf niet meewerkt aan de noodzakelijke procedures, zoals de presentatie bij de Nigeriaanse autoriteiten. Eiser heeft herhaaldelijk geweigerd om medewerking te verlenen aan vertrekgesprekken en aan de presentatie, wat de voortgang van de uitzetting belemmert.

De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen aanleiding is om te oordelen dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.20912
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Verweerder heeft op 19 mei 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2001.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 28 september 2022 (in de zaak NL22.18476) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering. Uit de voortgangsrapportage van verweerder blijkt dat de landverantwoordelijke op
26 september 2022 heeft gezegd dat er geen mogelijkheden zijn.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is of dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering uit Nederland. Eiser verwijst naar een mutatie van
26 september 2022 in de voortgangsrapportage. De rechtbank stelt vast dat daarin enkel wordt vermeld dat er weinig mogelijkheden zijn zolang eiser niet meewerkt aan de presentatie. Op 20 oktober 2022 stond een presentatie gepland bij de Nigeriaanse autoriteiten. Eiser heeft wederom geweigerd om daar zijn medewerking aan te verlenen. Zolang eiser weigert om medewerking te verlenen aan een presentatie in persoon kunnen de Nigeriaanse autoriteiten de identiteit en nationaliteit van eiser niet vaststellen en kunnen zij niet overgaan tot afgifte van een reisdocument. Daarnaast voert verweerder regelmatig vertrekgesprekken met eiser, laatstelijk op 21 oktober 2022. Eiser heeft ook geweigerd medewerking te verlenen aan dit gesprek. Eiser heeft tot op heden op geen enkele manier bereidheid getoond om medewerking te verlenen aan terugkeer naar zijn land van herkomst. Dat mag wel van eiser worden verwacht, omdat op eiser de rechtsplicht rust om Nederland te verlaten. Gelet op bovenstaande concludeert de rechtbank dat verweerder voldoende uitzettingshandelingen heeft verricht en voldoende voortvarend heeft gehandeld.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op:
26 oktober 2022
Mr. S.G.M. van Veen Rechter
en RzaelcohptebnabnakarMwidorddeenn-gNeemdaearkltadnodor publicatie

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.