ECLI:NL:RBDHA:2022:15283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.24032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige voortduring van de maatregel van bewaring en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die op 4 november 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J. Hemelaar, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2022 behandeld en het onderzoek op 6 december 2022 heropend om nadere informatie te verkrijgen over de medische en psychische gesteldheid van eiser. Eiser heeft gesteld dat hij detentieongeschikt is vanwege zijn psychische klachten, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd om dit te onderbouwen. De rechtbank heeft echter wel zorgen geuit over de psychische toestand van eiser en verweerder gevraagd om informatie van de medische dienst van het detentiecentrum. Verweerder heeft echter geen concrete informatie verstrekt, wat de rechtbank als onzorgvuldig heeft beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was vanaf 6 december 2022 en heeft zij deze opgeheven. Eiser heeft recht op schadevergoeding van € 700,- voor de onrechtmatige detentie en verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 1.897,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.24032
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J. Hemelaar),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 4 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op 6 december 2022 heropend en heeft verweerder verzocht om nadere informatie te verschaffen over de medisch/psychische gesteldheid van eiser. Verweerder heeft deze informatie ingebracht op 9 december 2022. Eiser heeft hierop gereageerd. Eiser heeft toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen. Verweerder heeft niet gereageerd en daarmee wordt geacht dat verweerder toestemming geeft. De rechtbank heeft heden, 12 december 2022, het onderzoek gesloten zonder nadere zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2001.
2. De rechtbank heeft de huidige maatregel van bewaring eerder getoetst. Uit de uitspraak van 18 november 2022 (in de zaak NL22.22727) volgt dat deze maatregel tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De maatregel duurt langer dan vier weken. Weliswaar heeft verweerder toepassing gegeven aan artikel 39 van de Vw, maar dat is een omstandigheid die voor rekening van verweerder dient te blijven. Verweerder heeft in de asielprocedure namelijk nagelaten om de gemachtigde van eiser in die procedure tijdig bepaalde stukken te verstrekken. Hierdoor was het voor die gemachtigde niet mogelijk om een volledige zienswijze in te dienen en heeft die gemachtigde moeten verzoeken om verlenging van de termijnen. Indien verweerder wel adequaat had gereageerd, dan was het mogelijk geweest om binnen de voorgeschreven termijn van vier weken een beslissing op de asielaanvraag te nemen.
Voorts stelt eiser dat detentieongeschikt is in verband met zijn psychische gesteldheid.
Over de voortvarendheid
4. De rechtbank is van oordeel dat zij als bewaringsrechter in dit geval niet bevoegd is om te toetsen of verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld om de maatregel van bewaring van eiser zo kort mogelijk te houden. De beroepsgrond van eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank namelijk betrekking op de inhoudelijke behandeling van het aanhangige asielverzoek. Als eiser tegen inhoudelijke aspecten van die procedure wil opkomen, dan dient hij beroep aan te tekenen tegen de eventuele afwijzende beslissing op zijn asielverzoek. De beroepsgrond treft dus geen doel.
Over de detentiegeschiktheid van eiser
5. Uit het dossier blijkt dat eiser onlangs betrokken is geweest bij een geweldsincident. Ook blijkt dat hij shampoo heeft gedronken. Verder heeft eiser gesteld dat hij in het weekend van 26 en 27 november jl. een zelfmoordpoging heeft gedaan. Als gevolg hiervan zou hij striemen/ krassen op zijn lichaam en in zijn nek hebben. Verweerder is bekend met het geweldsincident en het drinken van shampoo. Verweerder geeft aan niet bekend te zijn met een zelfmoordpoging van eiser.
6. Het is primair aan eiser om aannemelijk te maken dat hij door zijn medische klachten detentieongeschikt is. Op basis van de informatie uit het dossier en hetgeen de gemachtigde van eiser ter zitting heeft aangevoerd, volgde niet eenduidig dat eiser detentieongeschikt is. Evenmin was er aanleiding voor de conclusie dat de in detentie beschikbare medische zorg voor eiser niet toereikend is dan wel dat eiser niet in staat is de inbewaringstelling op verantwoorde wijze te ondergaan. De rechtbank heeft daarom niet aanstonds geoordeeld dat de maatregel van bewaring diende te worden opgeheven.
7. Afgaande op het gedrag van eiser heeft de rechtbank wel zorgen geuit over zijn psychische toestand. Om die reden heeft de rechtbank het nodig geacht om verweerder de gelegenheid te bieden duidelijkheid te verschaffen over de situatie van eiser. De rechtbank heeft verweerder gevraagd om eiser te laten bezoeken door de medische dienst van het detentiecentrum. De rechtbank gaat ervan uit dat de medische dienst op zijn minst in staat worden geacht om -ook zonder kennis te hebben genomen van medische documentatie van eiser- iets te kunnen zeggen over zijn toestand. Meer concreet wenste de rechtbank een reactie te ontvangen op de volgende vragen:
8. Wat is de indruk van de medische dienst over de lichamelijk en psychische gesteldheid van eiser?
9. Zijn er striemen/krassen waar te nemen op het lichaam en in de nek van eiser? Zo ja, kan iets gezegd worden over de herkomst hiervan?
10. Is eiser detentiegeschikt? Zo ja, is het nodig dat ten aanzien van eiser actief maatrege len worden getroffen om zijn gezondheid en veiligheid te waarborgen?
8. Bij bericht van 9 december 2022 heeft verweerder de volgende informatie verstrekt op het verzoek van de rechtbank:
“In reactie op de heropening ontving ik van [A] , Hoofd Zorg Detentiecentrum Rotterdam & Zeist, het volgende bericht.
Inmiddels is gesproken met onze arts en GZ-psycholoog en heb ik het medisch dossier geraadpleegd. [eiser] is niet bekend bij ons team psychologen. Onze 1e geneeskundige geeft aan dat hij wegens zijn beroepsgeheim niet inhoudelijk in kan gaan op de vragen die worden gesteld, immers wordt er om medisch inhoudelijke informatie gevraagd. Voorts kan ik u mededelen dat binnen de medische dienst geen verdere verzoeken of bevindingen zijn gekomen wat betreft de lichamelijke en psychische gesteldheid van [eiser] en hebben geen gronden om een detentiegeschiktheidsonderzoek aan te vragen. Wanneer [eiser] dit zelf wil, kan hij zich richten tot BMA. In de basis is het aan de betrokkene zelf om een onderzoek bij BMA aan te vragen.”
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder over de (psychische) toestand van eiser geen enkele informatie heeft verschaft. Uit de reactie van verweerder kan de rechtbank zelfs niet opmaken dat eiser ook maar is bezocht door iemand van de medische dienst. De rechtbank kan verweerder ook niet volgen daar waar verweerder meedeelt dat de eerste geneeskundige geen inhoudelijke informatie mag verschaffen. Nog bij bericht van 8 december 2022 heeft verweerder verzoekt om uitstel van één dag voor het indienen van de gevraagde informatie. Van enige mogelijke belemmering om de gevraagde informatie alsnog te kunnen leveren, heeft verweerder op dat moment geen melding gemaakt. Voorts heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat hij eiser tijdig een toestemmingsverklaring voor het delen van medische informatie heeft voorgelegd. Onduidelijk is gebleven waarom verweerder hiervan geen gebruik heeft gemaakt of waarom deze toestemmingsverklaring niet toereikend zou zijn geweest. Verder acht de rechtbank het niet relevant dat er bij de medische dienst geen verzoeken of bevindingen met betrekking tot eiser zijn ingekomen. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat eiser zich niet op eigen gelegenheid tot de medische dienst heeft gewend. Het gaat er nu namelijk om dat de rechtbank zelf heeft verzocht om informatie over de toestand van eiser.
10. Na vier werkdagen is verweerder niet in staat gebleken om desgevraagd ook maar enige concrete informatie te verstrekken. Dit laat de rechtbank voor rekening van verweerder. Als gevolg hiervan heeft verweerder de zorgen van de rechtbank en de
onduidelijkheid over de toestand van eiser niet weggegenomen. De rechtbank ziet hierin aanleiding voor het oordeel dat verweerder een onzorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt.
Conclusie
11. Het beroep is gegrond. De rechtbank is van oordeel dat de maatregel van bewaring op dinsdag 6 december 2022 onrechtmatig is geworden. Dit is de dag geweest waarop de rechtbank haar vragen aan verweerder heeft gesteld naar aanleiding van de gerezen twijfel en zorgen. De rechtbank heft de maatregel met ingang van vandaag, 12 december 2022, op. De maatregel van bewaring heeft van 6 december 2022 tot en met 12 december 2022 onrechtmatig voortgeduurd. Dit leidt tot een recht op schadevergoeding van (zeven dagen x
€ 100,- voor het verblijf in het detentiecentrum =) € 700,-.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder daarnaast in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.897,50 (één punt voor het indienen van het beroepschrift, één punt voor het verschijnen ter zitting, en een halve punt voor het geven van een nadere reactie, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel en gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding van € 700,- aan eiser, te betalen door de griffier, en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.