ECLI:NL:RBDHA:2022:15270
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en verlenging overdrachtstermijn
Op 12 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verweerder had de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk op grond van de Dublinverordening de aangewezen verantwoordelijke lidstaat was. Verweerder had de Franse autoriteiten op 19 oktober 2022 geïnformeerd dat de uiterste overdrachtstermijn was verlengd tot achttien maanden, maar verzoeker stelde dat deze termijn op die datum al was verstreken en dat Nederland de aanvraag moest behandelen. Verzoeker had beroep ingesteld tegen de brief van 19 oktober 2022 en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te voorkomen totdat er onherroepelijk op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter oordeelde dat de brief van 19 oktober 2022 niet als een besluit in de zin van de Awb kon worden aangemerkt, omdat deze geen rechtsgevolgen teweegbracht die niet al eerder waren vastgesteld in het overdrachtsbesluit. De rechter concludeerde dat verzoeker in zijn belangen niet was geschaad, omdat hij de mogelijkheid had om de verlenging van de overdrachtstermijn aan te kaarten in een opvolgende asielaanvraag. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. Z.E.M. van der Maas, en werd openbaar gemaakt op 12 december 2022.