Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De eiser had beroep ingesteld tegen twee besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 11 oktober 2022 was opgeheven, maar dat de beoordeling zich richtte op de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was geweest en of de eiser recht had op schadevergoeding.
De rechtbank heeft overwogen dat de gronden voor de maatregel van bewaring, die onder andere betrekking hadden op eerdere inreizen en het risico op onttrekking aan het toezicht, voldoende gemotiveerd waren. De eiser betwistte de gronden en voerde aan dat hij niet over reisdocumenten beschikte en dat de maatregel niet meer gebaseerd kon worden op feiten uit het verleden. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder niet alleen feiten van de meest recente inreis mocht betrekken, maar ook eerdere feiten en omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist waren en dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestond.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van de eiser ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.