ECLI:NL:RBDHA:2022:1526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
NL22.2039
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van een verzoeker tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had eerder op 10 februari 2022 het eerste beroep van de verzoeker tegen de bewaring ongegrond verklaard. De verzoeker heeft op 8 februari 2022 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel, wat tevens werd aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. Echter, op 10 februari 2022 heeft de staatssecretaris de maatregel opgeheven en heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken, met een verzoek om proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien het beroep was ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de verzoeker tegemoet was gekomen, kon de rechtbank op verzoek van de verzoeker het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank stelt vast dat het vervolgberoep door de verzoeker was ingesteld voordat het eerste beroep ongegrond was verklaard, waardoor het vervolgberoep niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen sprake was van een situatie waarin het bestuursorgaan tegemoet was gekomen aan het beroepschrift.

De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en de verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2039

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Bij uitspraak van 10 februari 2022 [1] heeft de rechtbank het daartegen ingestelde (eerste) beroep ongegrond verklaard.
Bij beroepschrift van 8 februari 2022 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de maatregel van bewaring op 10 februari 2022 opgeheven.
Op 10 februari 2022 heeft verzoeker het beroep ingetrokken met het gelijktijdige verzoek om verweerder te veroordelen in de gemaakte proceskosten. Verweerder heeft zich niet over het verzoek uitgelaten.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de vreemdeling beroep instellen tegen het voortduren van de bewaring (vervolgberoep). Hiervoor is echter vereist dat het eerste beroep tegen de bewaring ongegrond is verklaard. Zo lang dat (nog) niet het geval is, staat geen vervolgberoep open.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser het vervolgberoep op 8 februari 2022 heeft ingesteld, terwijl de rechtbank pas op 10 februari 2022 uitspraak heeft gedaan op het eerste beroep tegen de bewaring. Dit betekent dat het - inmiddels ingetrokken - vervolgberoep niet-ontvankelijk was. Er is daarom geen sprake van een situatie waarin het bestuursorgaan (al dan niet gedeeltelijk) aan het beroepschrift tegemoet is gekomen. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.NL22.1623.