Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Syrische eiser. De eiser, geboren in 1978, had de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. De rechtbank beoordeelde of de bewaring van de eiser onrechtmatig was en of hij recht had op schadevergoeding. De bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij verweerder stelde dat er zicht was op overdracht aan Italië op basis van de Dublinverordening. De eiser betwistte de rechtmatigheid van de bewaring, stellende dat hij nooit asiel had aangevraagd in Italië en dat er geen zicht op overdracht was omdat hij niet zou meewerken aan een covid-test. De rechtbank oordeelde dat er op het moment van de oplegging van de maatregel zicht op overdracht was, en dat de weigering van de eiser om mee te werken aan de covid-test de rechtmatigheid van de bewaring niet in de weg stond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Anker, met mr. N.F. Kreeftmeijer als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.