Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.A. Welling, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. L.H.H.P.M. Kelderman, niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 oktober 2022 behandeld, samen met een andere zaak (NL22.19053). Tijdens de zitting was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De voorzieningenrechter heeft in een eerdere uitspraak in de bodemzaak (NL22.19053) geoordeeld, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 1.518,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Aangezien verzoeker een toevoeging heeft gekregen, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.