ECLI:NL:RBDHA:2022:15242
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 27 september 2022, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar is niet verschenen op de zitting van 18 oktober 2022, waar het verzoek samen met een andere zaak werd behandeld. De gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak (NL22.19305), een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels als griffier, en is openbaar gemaakt op 21 oktober 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.