ECLI:NL:RBDHA:2022:15238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
NL22.18724 en NL22.18806
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing in een Handhaving en Toezichtlocatie en de oplegging van een artikel 56-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de plaatsing van eiser in een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) en de oplegging van een artikel 56-maatregel door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser, die stelt de Egyptische nationaliteit te hebben, heeft tegen twee besluiten van het COA beroep ingesteld. Het eerste besluit betreft de plaatsing in de HTL, terwijl het tweede besluit de beperking van de vrijheid van beweging betreft. Eiser heeft zijn beroep tegen beide besluiten ondergebracht onder de zaaknummers NL22.18724 en NL22.18806.

De rechtbank heeft de beroepen op 3 oktober 2022 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat het COA voldoende gemotiveerd heeft waarom eiser in de HTL is geplaatst, onder verwijzing naar meerdere incidenten waarbij eiser mensen heeft lastiggevallen en bedreigd. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van de HTL gerechtvaardigd is en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt.

Eiser heeft ook aangevoerd dat de artikel 56-maatregel als vrijheidsontneming moet worden beschouwd, maar de rechtbank oordeelt dat de ervaringen van eiser niet objectief zijn en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de maatregel in zijn geval leidt tot vrijheidsontneming. De rechtbank concludeert dat de maatregel voldoende is gemotiveerd en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is openbaar gemaakt op 6 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.18724 en NL22.18806
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop), en
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), verweerder 1, en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2 (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2022 (bestreden besluit 1) heeft het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) besloten om eiser op diezelfde datum te plaatsen in een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te [plaats] , op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005).
Bij besluit van 22 september 2022 (bestreden besluit 2) heeft verweerder aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen beide besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is geregistreerd onder zaaknummer NL22.18806. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is geregistreerd onder zaaknummer NL22.18724.
De rechtbank heeft de beroepen op 3 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Egyptische nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1991.
Bestreden besluit 1
2. Eiser voert aan dat hij hulp nodig heeft van een psycholoog. Zijn moeder is ernstig ziek en dit verergert de psychische klachten. Dit besluit helpt hem niet om zijn gedrag te beïnvloeden en gedragsbeïnvloeding ook geen hoofddoel blijkt van de HTL maatregel. Deze gedragsbeïnvloeding kan wel met behulp van psychologische hulp in een reguliere opvanglocatie en daaraan wil hij mee werken.
3. Het besluit van het COA is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd. Het besluit vermeldt dat er meerdere, heftige incidenten hebben plaatsgevonden, waarbij eiser mensen heeft lastig gevallen en bedreigd. Hier heeft eiser ook meerdere waarschuwingen voor gehad. Verweerder heeft eiser om zijn zienswijze gevraagd, deze is betrokken bij het besluit. Daarnaast is er in de HTL een medische dienst aanwezig, waar eiser ook psychische hulp kan krijgen. Niet is gebleken dat psychische hulp voor eiser niet beschikbaar is in de HTL. De incidenten rechtvaardigen het opleggen van de HTL- maatregel. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Het beroep tegen bestreden besluit 1 slaagt niet.
Bestreden besluit 2
Vrijheidsontneming
5. Eiser voert aan dat hij de artikel 56-maatregel als vrijheidsontneming ervaart en niet als vrijheidsbeperking. Voor vrijheidsontneming ontbreekt een titel, daarom is de artikel 56-maatregel onrechtmatig.
Ter zitting verwijst verweerder naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s- Hertogenbosch, van 25 mei 20221, waarin is geoordeeld dat sprake was van vrijheidsbeperking.
6. De rechtbank overweegt als volgt. In de uitspraak waar verweerder naar verwijst heeft de rechtbank ook geoordeeld dat per geval moet worden bekeken of er sprake is van vrijheidsbeperking of vrijheidsontneming. De ervaringen van eiser zijn niet voldoende ter onderbouwing van zijn standpunt dat sprake is van vrijheidsontneming, omdat deze niet objectief zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de artikel 56-maatregel in zijn geval leidt tot vrijheidsontneming. De beroepsgrond slaagt niet.
Motivering van de artikel 56-maatregel
7. Ook voert eiser aan dat de maatregel onvoldoende is gemotiveerd terzake de medische en persoonlijke omstandigheden van eiser. De motivering in het besluit van het COA kan volgens eiser niet worden gebruikt voor deze motivering, omdat het een ander besluit betreft.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Zoals onder 3 is overwogen, heeft verweerder het besluit van COA voldoende gemotiveerd. Verweerder mocht hier in het besluit tot oplegging van de artikel 56-maatregel naar verwijzen. Voorts heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de zorg voor hem in de HTL ontoereikend is. De beroepsgrond slaagt niet.
Evaluatiemoment na vier weken
9. Eiser voert aan dat er ten onrechte geen evaluatiemoment heeft plaatsgevonden. Iedere vier weken dient een evaluatiemoment plaats te vinden om de artikel 56-maatregel te kunnen laten voortduren. Dit is niet gebeurd, daarom is de maatregel onrechtmatig.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Zoals verweerder ter zitting terecht aangeeft, zijn er nog geen vier weken verstreken sinds eiser op 17 september 2022 in de HTL is geplaatst. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
06 oktober 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. S.G.M. van Veen M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de plaatsing van eiser in de HTL te Hoogeveen (bestreden besluit 1), kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de oplegging van de artikel 56-maatregel (bestreden besluit 2), staat geen rechtsmiddel open.