ECLI:NL:RBDHA:2022:15237

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
NL22.22509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procedurele gebreken in asielaanvraag en overdracht aan Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Guinese vrouw, samen met haar minderjarige dochter een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij vier procedurele gebreken heeft aangevoerd: de taal waarin zij is gehoord, het niet verstrekken van de Dublinbrochure, het niet tijdig verstrekken van het rapport van het aanmeldgehoor en het ontbreken van een handgeschreven handtekening onder het bestreden besluit.

De rechtbank heeft de procedurele gebreken beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot gegrondverklaring van het beroep leiden. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende is gehoord in de taal Malinke en dat de informatie over de Dublinprocedure adequaat is verstrekt, ook al was de brochure niet beschikbaar in haar taal. De rechtbank heeft vastgesteld dat het rapport van het aanmeldgehoor tijdig is verstrekt en dat de rechtsgeldigheid van het besluit niet in twijfel kan worden getrokken, ondanks het ontbreken van een handgeschreven handtekening.

De rechtbank heeft ook de inhoudelijke argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië en de belangen van haar minderjarige dochter. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de overdracht aan Italië onrechtmatig zou zijn en dat de belangen van het kind voldoende zijn meegewogen in de besluitvorming. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.22509

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer] , en haar minderjarige dochter
[minderjarige dochter],
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Gieskes).

Procesverloop

In het besluit van 3 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en tolk A. Diaby. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De achtergrond van het geschil
1. Eiseres stelt zijn geboren op [datum 1] 1998 en van Guinese nationaliteit te zijn. Haar dochtertje is geboren op [datum 2] 2020 in Guinee en heeft ook de Guinese nationaliteit. Op 6 maart 2022 heeft eiseres een asielaanvraag in Nederland ingediend. Uit het Eurodac-systeem is gebleken dat eiseres met haar dochtertje op 7 november 2021 illegaal via Italië het grondgebied van de lidstaten is ingereisd.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000; daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland op 4 mei 2022 bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd, waardoor sinds 5 juli 2022 de verantwoordelijkheid van Italië op grond van artikel 22, zevende lid van de Dublinverordening vaststaat.
De beroepsgronden
3. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit een aantal procedurele gebreken bevat. Verweerder heeft ten eerste ten onrechte gebruik gemaakt van een tolk in een taal die eiseres niet voldoende machtig was. Ten tweede heeft eiseres de Dublinbrochure niet uitgereikt gekregen en heeft verweerder niet kunnen volstaan met enkel een mondelinge toelichting over de Dublinprocedure. Ten derde heeft verweerder ten onrechte nagelaten het verslag van het aanmeldgehoor aan eiseres of haar gemachtigde te verstrekken voordat hij een overnameverzoek indiende bij Italië, dit is namelijk pas bij het uitbrengen van het voornemen gebeurd. Eiseres betwist ten slotte de rechtsgeldigheid van het bestreden besluit omdat de beschikking niet is voorzien van een handgeschreven handtekening en verzoekt om aanhouding van het beroep in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. [2]
Eiseres heeft inhoudelijk aangevoerd dat er voor Italië niet uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Zij heeft daarbij verwezen naar wat is aangevoerd in de zienswijze. Ook heeft eiseres aangevoerd dat er geen rekening is gehouden met de belangen van haar minderjarige kind en dat verweerder hiernaar onderzoek had moeten doen, ook in het kader van gezinshereniging.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat al wat eiseres heeft aangevoerd niet tot de conclusie kan leiden dat het bestreden besluit onrechtmatig is en ook niet tot de conclusie kan leiden dat eiseres niet mag worden overgedragen aan Italië. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot die conclusie is gekomen.
De beoordeling van de gestelde procedurele gebreken
Is eiseres gehoord in een taal die zij niet of niet goed verstond?
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres heeft begrepen wat is besproken tijdens de gehoren in Malinke. Dit standpunt deelt de rechtbank. De rechtbank acht daarbij met name van belang dat eiseres niet heeft gesteld dat er onderwerpen zijn waarover zij niet of onvoldoende heeft kunnen verklaren, dat zij dingen verkeerd heeft begrepen of dat er anderszins begripsverwarring is of is geweest.
5.1
Uit het proces-verbaal van gehoor van 6 maart 2022 blijkt dat eiseres is gehoord in de taal Malinke. Eiseres is tijdens dit gehoor gevraagd welke taal haar voorkeur heeft. Hierop heeft zij geantwoord dat dit de taal Malinke is. Vervolgens heeft de opsporingsambtenaar aan eiseres gevraagd of zij de tolk goed heeft verstaan. Eiseres heeft hierop “ja” geantwoord. [3] De opsporingsambtenaar heeft eiseres ook gevraagd of zij nog andere talen beheerst; zij heeft deze vraag ontkennend beantwoord. [4] Uit het proces-verbaal van gehoor is niet op te maken dat eiseres de tolk niet heeft kunnen verstaan of geen antwoord heeft kunnen geven op de vragen.
5.2
Tijdens het aanmeldgehoor Dublin, zo blijkt uit het rapport daarvan, is eiseres gehoord met een niet-registertolk in de taal Malinke. Ook tijdens dit gehoor heeft de hoormedewerker gevraagd of eiseres de tolk goed kon verstaan en begrijpen in de taal Malinke. [5] Eiseres heeft hierop wederom “ja” geantwoord. In het kader van de verstrekking van de Dublinbrochure is aan eiseres gevraagd welke talen zij buiten Malinke nog meer kan lezen. Hierop heeft eiseres “Koliyaka” geantwoord. Aan het einde van het aanmeldgehoor Dublin is nogmaals aan eiseres gevraagd of zij de tolk goed heeft kunnen begrijpen en goed heeft kunnen verstaan en of zij nog op- of aanmerkingen heeft over de werkwijze van de hoormedewerker of die van de tolk. [6] Ook op deze vragen heeft eiseres niet aangegeven dat zij de tolk niet goed heeft kunnen begrijpen, de vragen niet goed heeft begrepen of niet adequaat antwoord heeft kunnen geven daarop.
Voor zover eiseres heeft gesteld dat gebruikmaking van de specifieke tolk die heeft vertaald tijdens het aanmeldgehoor Dublin in strijd moet worden geacht met Richtlijn 2010/64/EU, overweegt de rechtbank dat ‘Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures’ betrekking heeft op strafprocedures. Dit is geen strafprocedure.
5.3
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat hij met haar gesprekken heeft gevoerd met behulp van een tolk Koliyaka, waarbij eiseres heeft gezegd dat zij het Malinke niet voldoende beheerst en niet goed kon begrijpen wat er gezegd is tijdens de gehoren. Eiseres zou dit niet eerder hebben durven zeggen omdat zij onbekend was met de procedure, aldus de gemachtigde van eiseres. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat hij geen correcties of aanvullingen heeft op de verklaringen in het gehoor op 6 maart 2022 en het aanmeldgehoor Dublin van 21 april 2022.
5.4
De rechtbank concludeert al met al dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de taal Malinke onvoldoende beheerst en dat niet is gebleken dat de gehouden gehoren om die reden niet goed zijn verlopen en verweerder niet kon uitgaan van de verklaringen van eisers tijdens die gehoren. Wat eiseres aanvoert op dit punt slaagt niet.
Is de Dublinbrochure ten onrechte niet verstrekt?
6. In artikel 4 van de Dublinverordening is bepaald dat de informatie over de Dublinprocedure schriftelijk wordt verstrekt, in een taal waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat betrokkene die verstaat, met gebruikmaking van de gemeenschappelijke brochure. Ook is bepaald dat als dit nodig is om betrokkene de informatie te laten begrijpen, deze informatie ook mondeling wordt verstrekt. Uit het rapport van het aanmeldgehoor Dublin blijkt dat de Dublinbrochure niet beschikbaar was in de talen Malinke of Koliyaka. De gehoormedewerker heeft daarom mondeling uitgelegd wat er in de brochure staat. Eiseres heeft niet gesteld dat ze de mondeling gegeven informatie niet heeft begrepen. Ook verder is niet gebleken dat er misverstanden zijn geweest over de Dublinprocedure waarvan eiseres enig nadeel heeft ondervonden. De rechtbank concludeert dan ook dat aan de strekking van de hiervoor weergegeven bepalingen in artikel 4 van de Dublinverordening is voldaan. Voor zover er al sprake is van een formeel gebrek omdat er geen schriftelijke informatie is verstrekt, gaat de rechtbank hieraan voorbij met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wat eiseres op dit punt aanvoert slaagt dus niet.
Is het rapport aanmeldgehoor Dublin tijdig verstrekt?
7. Volgens eiseres is het rapport aanmeldgehoor Dublin niet tijdig aan haar of haar gemachtigde verstrekt en is hiermee artikel 5 van de Dublinverordening geschonden. De rechtbank overweegt dat artikel 5 van de Dublinverordening ziet op het voeren van een persoonlijk onderhoud met de asielzoeker, in deze zaak is dat het aanmeldgehoor Dublin met eiseres. Uit het eerste lid van dit artikel blijkt dat het doel ervan is dat de verantwoordelijke lidstaat gemakkelijk kan worden bepaald. Het persoonlijk onderhoud moet tijdig plaatsvinden, in elk geval voordat er een besluit tot overdracht wordt genomen, zoals volgt uit het derde lid. En op grond van het zesde lid moet er een samenvatting worden opgesteld van het onderhoud waartoe de betrokkene en/of de gemachtigde tijdig toegang heeft. Nu in dit geval het rapport aanmeldgehoor Dublin gelijktijdig met het voornemen is verstrekt aan de toenmalige gemachtigde van eiseres, is dat naar het oordeel van de rechtbank tijdig verstrekt zoals bedoeld in artikel 5, zesde lid, van de Dublinverordening. Eiseres heeft immers - met kennis van het rapport aanmeldgehoor Dublin - zowel haar correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor kunnen geven als haar zienswijze op het voornemen van verweerder om haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen naar voren kunnen brengen. Pas daarna heeft verweerder zijn besluit over de asielaanvraag van eiseres genomen. Voor zover eiseres aanvoert dat het rapport aanmeldgehoor Dublin haar voorafgaand aan het indienen aan het overnameverzoek bij Italië had moeten zijn verstrekt, is er echter geen regel waaruit deze verplichting volgt. Overigens heeft eiseres niet gesteld dat het overnameverzoek onvolledig of onjuist zou zijn.
Op grond van artikel 3.109c, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 had verweerder het rapport aanmeldgehoor zo spoedig mogelijk ter kennis van eiseres behoren te brengen. Nu het aanmeldgehoor Dublin heeft plaatsgevonden op 21 april 2022, terwijl het rapport ervan eerst op 10 oktober 2022 aan de toenmalige gemachtigde van eiseres is gezonden, kan volgens de rechtbank niet meer worden gesproken van ‘zo spoedig mogelijk’. Nu eiseres niet heeft gesteld dat zij enig nadeel heeft ondervonden van deze late toezending, gaat de rechtbank ook hieraan voorbij met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Ook wat eiseres op dit punt aanvoert slaagt niet.
Is er een rechtsgeldig besluit?
8. Eiseres heeft de rechtsgeldigheid van het bestreden besluit ontkend omdat het niet met een handgeschreven handtekening is ondertekend. Zij heeft hierbij verwezen naar de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Hof van Justitie door het Verwaltungsgericht Wiesbaden (Duitsland). Ook pleit eiseres voor het afwachten van de antwoorden op deze vragen. De rechtbank begrijpt dat deze vragen vooral betrekking hebben op de Duitse rechtspraktijk. De Duitse rechtspraktijk speelt in deze procedure niet. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de rechtsgeldigheid van het bestreden besluit of om het beroep aan te houden. Wat eiseres op dit punt aanvoert slaagt ook niet.
De conclusie over de gestelde formele gebreken
9. Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de rechtbank in geen van de vier door eiseres gestelde procedurele gebreken een reden ziet voor gegrondverklaring van haar beroep en vernietiging van het bestreden besluit. Haar stelling dat gelet op het totaal van de procedurele gebreken het beroep daarom al gegrond moet worden verklaard, volgt de rechtbank dus ook niet. De conclusie is dat de beroepsgronden die zien op procedurele gebreken, niet slagen.
De beoordeling van de inhoudelijke beroepsgronden
Kan verweerder voor Italië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
10. De rechtbank overweegt dat eiseres ter onderbouwing van haar standpunt dat verweerder ten aanzien van Italië niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan alleen heeft verwezen naar wat zij heeft aangevoerd in de zienswijze. Daar is verweerder in het bestreden besluit uitgebreid op ingegaan. Eiseres heeft niet toegelicht waarom de motivering van het bestreden besluit op dit punt onjuist of onvolledig zou zijn en heeft dat desgevraagd ook ter zitting niet gedaan. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Zijn de belangen van het kind betrokken in de besluitvorming?
11. Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat verweerder de belangen van haar kind niet heeft betrokken in zijn besluitvorming en dat verweerder geen onderzoek heeft gedaan naar die belangen, volgt de rechtbank haar niet. In het bestreden besluit heeft verweerder expliciet de belangen van de dochter van eiseres benoemd. Verweerder heeft onder meer overwogen dat het minderjarige kind het meest gebaat is als zij bij haar moeder, eiseres, verblijft. Ook constateert verweerder dat niet is gebleken van bijzondere banden met Nederland waardoor overdracht aan Italië tot schade aan de dochter van eiseres zou leiden. Eiseres heeft daartegenover geen specifieke belangen of concrete problemen van haar dochter benoemd waarmee verweerder geen rekening heeft gehouden dan wel die aanleiding geven voor nader onderzoek. Desgevraagd heeft eiseres dat ook ter zitting niet gedaan. De rechtbank overweegt dat het aan eiseres is om dergelijke belangen of problemen te benoemen.
11.1
Ten aanzien van hetgeen eiseres aanvoert over gezinshereniging heeft verweerder in het bestreden besluit gesteld dat daarvan nu geen sprake is omdat eiseres enkel samen met haar minderjarige dochtertje reist. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de mogelijkheid tot gezinshereniging ook in Italië bestaat en dat eventuele toekomstige gezinshereniging niet relevant is voor deze procedure. De rechtbank onderschrijft dit standpunt van verweerder. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Zaaknummer C-564/21.
3.Proces-verbaal van gehoor van 6 maart 2022, pagina 1.
4.Proces-verbaal van gehoor van 6 maart 2022, pagina 2.
5.Rapport aanmeldgehoor Dublin van 21 april 2022, pagina 2.
6.Rapport aanmeldgehoor Dublin van 21 april 2022, pagina 9.