Overwegingen
Vrijstelling griffierecht
1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Ter onderbouwing heeft eiseres een eigen verklaring omtrent de afwezigheid van vermogen overgelegd en een kopie van de toevoeging waarbij
de eigen bijdrage op nihil is gesteld. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van eiseres moet worden toegewezen. Eiseres hoeft dan ook geen griffierecht te betalen.
2. Eiseres verblijft sinds 2019 in Nederland. Zij heeft een verblijfsrechtelijke procedure gevoerd, die niet tot een verblijfsstatus heeft geleid. Eiseres heeft op 29 september 2021 verzocht om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Op 21 december 2021 is aan eiseres voorlopig uitstel van vertrek verleend in afwachting van de beslissing op haar aanvraag voor een periode van maximaal zes maanden.
3. Verweerder heeft advies gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA) om op het verzoek om uitstel van vertrek te kunnen beslissen. Op grond van het advies van het BMA d.d. 31 december 2021 stelt verweerder dat eiseres in staat is om te reizen. Uit het BMA-advies leidt verweerder verder af dat bij het uitblijven van de medische behandeling een medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht en dat de noodzakelijke medische behandeling in Nigeria aanwezig is. Uit brondocumenten blijkt dat de nodige specialisten en medicatie beschikbaar zijn, behalve het combinatiemiddel
timolol/dorzolamide oogdruppels, maar de afwezigheid daarvan zal niet leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Verder heeft eiseres volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de medische zorg in het land van herkomst niet voor haar toegankelijk is.
4. De rechtbank is het eens met eiseres dat het onzorgvuldig is dat in het bestreden besluit onjuiste data van het BMA-advies staan. Verweerder heeft op de zitting bevestigd dat alleen het advies van 31 december 2021 aan de inhoudelijke besluitvorming ten grondslag ligt. De rechtbank neemt aan dat het om kennelijke verschrijvingen gaat. Eiseres is hierdoor niet benadeeld. Het zegt niet persé wat over de rest van het besluit.
5. Eiseres voert verder aan dat zij informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat de noodzakelijke zorg niet beschikbaar is. Het is gelet daarop onjuist dat verweerder zonder meer uitgaat van de informatie die aan het BMA-advies ten grondslag ligt. Ter zitting is nader toegelicht dat zeker wat betreft de medicijnen die voor eiseres levensreddend zijn, er hiermee zodanig concrete aanknopingspunten zijn dat gerede twijfel bestaat over de beschikbaarheid van de zorg. Eiseres doelt met name op het rapport “Country Information Note Nigeria: Medical treatment and healthcare” van UK Home Office, december 2021, meer in het bijzonder wat betreft medicatie voor hart- en vaatziekten en diabetes als bedoeld in paragraaf 2.5.6. Hierin is vermeld dat veel medicijnen in Lagos niet beschikbaar zijn, inclusief medicijnen voor diabetes en hoge bloeddruk. Deze informatie komt uit een bericht van 28 april 2020. Verder wijst eiseres op een passage uit het rapport, waarin staat dat de beschikbaarheid van de medicijnen onder de 80% ligt in Abuja en dat ze onbetaalbaar zijn (par. 2.6.11). Deze informatie is gebaseerd op informatie uit april 2021.
6. Verweerder stelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusie uit het BMA- advies of de actualiteit ervan. Het BMA stelt in het advies dat deze medicijnen wel beschikbaar zijn. Wat betreft het bloeddruk medcijn amlodipine is dit gebaseerd op brondocument AVA 14982 d.d. 3 augustus 2021. Wat betreft het diabetes medicijn metformine is dit gebaseerd op brondocument AVA 14317 d.d. 24 januari 2021. Uit de algemene informatie die eiseres uit het rapport UK Home Office van december 2021 aanhaalt, kan volgens verweerder niet worden afgeleid dat die medicijnen in de zorginstellingen die het BMA noemt niet beschikbaar zijn. Volgens verweerder zijn de bronnen die eiseres aanhaalt namelijk ouder dan de bronnen van het BMA.
7. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de door eiseres aangehaalde rapporten onvoldoende grondslag voor de conclusie dat verweerder het BMA-advies niet aan zijn besluit ten grondslag had mogen leggen en dat de medicatie niet beschikbaar is. In dit advies is op de concrete behandelbehoeften van eiseres ingegaan en hierover in de concrete gevallen (specialisten, medicijnen) een advies gegeven. Met de verwijzing naar de algemene gegevens over Nigeria heeft eiseres daar geen gegevens tegenover gesteld die maken dat de concrete gegevens niet zouden kloppen. Daarbij komt dat de gegevens uit het rapport waarop eiseres zich met name baseert, niet van een latere datum zijn dan de concrete gegevens die in het BMA advies worden genoemd. In het BMA-advies staat dat metformine aanwezig is in Lagos. Dit is gebaseerd op het brondocument AVA 14317, d.d. 24 januari 2021, terwijl de informatie waarop eiseres zich baseert van 28 april 2020 is. Verder is de conclusie van het BMA dat amlodipine in Abuja beschikbaar is gebaseerd op het brondocument AVA 14982 d.d. 3 augustus 2021 en de informatie waarop eiseres zich baseert is van april 2021. De datum die eiseres ter zitting heeft genoemd (12 augustus 2021) is een verwijzing naar noodzakelijk beleid om de beschikbaarheid te faciliteren maar geen nadere informatie over de beschikbaarheid zelf. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat hiermee geen informatie is gegeven die gerede twijfel zaait over de beschikbaarheid van de medicijnen.
8. Verder is uit de brondocumenten al duidelijk en niet meer in discussie dat de plaatsen waar de artsen en medicijnen beschikbaar zijn, voorbeelden zijn en geen uitputtende lijst vormen. Eiseres heeft met de algemene informatie niet onderbouwd dat de medicijnen of specialismen alleen op de genoemde plekken beschikbaar zijn.
9. Ook de andere argumenten leiden niet tot de conclusie dat verweerder het advies niet aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen.
Toegankelijkheid en hoorplicht
10. Eiseres voert verder aan dat de medische zorg in het land van herkomst niet toegankelijk is voor haar. Eiseres heeft geen inkomen en vermogen om in haar primaire levensbehoefte te voorzien, laat staan om haar medische behandeling en medicijnen te kunnen betalen. Eiseres is in 2015 vertrokken uit Nigeria en zij heeft destijds alles verkocht om haar vliegreis te kunnen betalen. Verder verwijst eiseres naar een rapport van het European Union Agency for Asylum (EUAA) van april 2022 en leidt daaruit af dat dat in Nigeria geen AOW of bijstand bestaat en dat zij geen aanspraak kan maken op een andere vorm van overheidssteun. Verder stelt eiseres dat zij vanwege haar problemen geïsoleerd zal zijn in Nigeria en geen netwerk meer heeft waar zij een beroep op kan doen.
11. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)1 heeft uit punt 183 van het arrest Paposhvili afgeleid dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft benadrukt dat de drempel voor een beroep op artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) in zaken die gaan over het uitzetten van ernstig zieke vreemdelingen, onverminderd hoog blijft. Uit punt 186 van het
arrest Paposhvili heeft de Afdeling afgeleid dat het aan een vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij op grond van zijn slechte gezondheidstoestand een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt en dat het, eerst als die vreemdeling dit bewijs, mede in relatie tot de feitelijke toegankelijkheid tot de voor hem noodzakelijke medische behandeling, heeft geleverd, aan de nationale autoriteiten van de uitzettende staat is om de twijfel over een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM weg te nemen.
12. Verweerder heeft zich in beginsel terecht op het standpunt gesteld dat wat eiseres heeft aangevoerd over de toegankelijkheid van de zorg in het land van herkomst, niet tot de conclusie leidt dat de zorg voor haar niet toegankelijk is. Niet met verifieerbare gegevens is onderbouwd dat eiseres gelet op haar financiële situatie de benodigde medicijnen niet kan bekostigen. Zoals volgt uit de jurisprudentie van de Afdeling, is het immers aan eiseres om aannemelijk te maken dat de medische behandeling voor haar om financiële of andere redenen niet toegankelijk is. Eiseres heeft vooralsnog onvoldoende inzicht gegeven in de financiële situatie van haarzelf in Nigeria, in die zin dat zij hierover geen financiële stukken heeft overgelegd. Niet aannemelijk is geworden dat dit niet mogelijk is. De verwijzing naar het EUAA rapport mocht verweerder ontoereikend vinden. Het gaat immers om de individuele positie van eiseres.
13. Verder heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat tot dusver niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres geen netwerk meer zou hebben in Nigeria, omdat zij het merendeel van haar leven in Nigeria heeft doorgebracht. Erop gelet dat eiseres circa 65 jaar in Nigeria heeft gewoond, heeft verweerder daarvan uit mogen gaan. Daarnaast heeft verweerder aan eiseres mogen tegenwerpen dat het niet onvoorstelbaar is dat zij een nieuw netwerk kan krijgen in Nigeria of dat zij bij terugkeer ook een beroep kan doen op organisaties die haar hulp kunnen bieden. Dit alles neemt evenwel niet weg dat eiseres ook informatie heeft overgelegd over de problemen die zij zal krijgen om de zorg toegankelijk voor haar te laten zijn, bijvoorbeeld over haar (on)mogelijkheid om in Nigeria te reizen. Ter zitting heeft verweerder erkend dat het BMA-advies gaat over de reis naar Nigeria en niet over binnenlands reizen en aannemelijk is dat eiseres hierover tot op heden de meeste kennis heeft. Dit in combinatie met de problemen die naar verwachting zullen verergeren door het niet beschikbaar zijn van nader genoemde medicijnen (blindheid op termijn), maakt niet dat op voorhand duidelijk was dat er geen aanleiding bestond voor een andersluidend besluit.
14. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar en had het op de weg van verweerder gelegen om eiseres in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord teneinde haar standpunten verder toe te lichten. Dit geldt te meer voor het eerste bezwaarschrift. Nadien is immers nog een BMA-advies ingewonnen. Gelet op dit benodigde nader onderzoek was van een kennelijk ongegrond bezwaar geen sprake. De overwegingen dat van eiseres wordt verwacht dat zij eventueel hulpinstanties kan inroepen als het haar niet lukt om de zorg te verkrijgen, zijn in dit opzicht niet toereikend. Ook hierover had eiseres het recht zich uit te laten, alvorens verweerder die
15. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens het niet nakomen van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder zal eiseres alsnog in de gelegenheid moeten stellen om gehoord te worden en zal vervolgens een nieuwe beslissing moeten nemen op de bezwaren van eiseres.
16. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak en de mededeling in de primaire beslissingen dat eiseres de beslissing niet in Nederland mag afwachten en de voorzieningen zijn beëindigd, is er grond voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening als verzocht.
17. De rechtbank wijst erop dat eiseres wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:74 van de Awb griffierecht hoeft te vergoeden.
18. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Vanwege de uitkomst van de zaak heeft die vergoeding ook betrekking op het verzoek om voorlopige voorziening. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift om een voorlopige voorziening en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van
€ 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.277,-.