ECLI:NL:RBDHA:2022:15210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
NL22.22974
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring ongegrond in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die op 10 oktober 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat indien de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is, zij het beroep gegrond kan verklaren en de maatregel kan opheffen. Eiser betwist dat hij binnen afzienbare tijd naar Nigeria zal worden uitgezet, maar heeft niet onderbouwd waarom het zicht op zijn uitzetting ontbreekt. De rechtbank heeft geen feiten of omstandigheden gevonden die dit oordeel rechtvaardigen, waardoor deze beroepsgrond faalt.

Eiser stelt verder dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in zijn uitzetting. De rechtbank concludeert echter dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het niet doorgaan van een geplande presentatie op 20 oktober 2022, omdat hij weigerde mee te werken zonder zijn telefoon. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de maatregel onrechtmatig is, ook niet in het licht van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 9 november 2022. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknurnrner: NL22.22974
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nurnrner: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Proces verloop

Verweerder heeft op 10 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2000.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffmg van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 19 oktober 2022 (in de zaakNL22.20446) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser betwist dat hij binnen een afzienbare te n zal worden uitgezet naar Nigeria. Eiser heeft evenwel niet onderbouwd waarom het zicht op zijn uitzetting naar Nigeria ontbreekt. De rechtbank is ook ambtshalve toetsend niet gebleken van feiten of omstandigheden die het oordeel rechtvaardigen dat het zicht op uitzetting van eiser naar Nigeria ontbreekt. De beroepsgrond faalt daarom.
5. Eiser stelt voorts dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Nigeria. Verweerder heeft aangegeven dat een geplande presentatie op 20 oktober 2022 niet is doorgegaan. Daarbij heeft verweerder slechts "no show" vermeld. Volgens eiser heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt waarom de presentatie niet is doorgegaan. Een nieuwe presentatie staat gepland voor 24 november a.s .. In zoverre heeft verweerder onvoldoende voortvarend gehandeld.
6. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het verslag van het vertrekgesprek van 16 november 2022 afdoende wat de vermelding "no show" inhoudt. Tijdens dat vertrekgesprek heeft eiser zelf verteld dat hij (op 20 oktober 2022) heeft geweigerd om mee te werken aan de presentatie. Hij mocht namelijk zijn telefoon niet meenemen en zonder zijn telefoon gaat hij -naar zijn zeggen- "helemaal nergens naartoe". Hieruit blijkt dat door toedoen van eiser zelf de presentatie op 20 oktober 2022 niet is doorgegaan. Van enig onvoldoende voortvarend handelen van de zijde van verweerder is niet gebleken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Gelet op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
9 november 2022 ziet de rechtbank ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel onrechtmatig is.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl. 22 november 2022

Documentcode: [doc]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.