ECLI:NL:RBDHA:2022:15208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
NL22.19162
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. Eiser, een Braziliaanse nationaliteit, was in Nederland zonder geldige verblijfstitel en had zich niet gemeld bij de autoriteiten. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 september 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht.

Tijdens de zitting op 3 oktober 2022, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D. Gürses, zijn standpunten toegelicht. Eiser betoogde dat hij zich niet had onttrokken aan het toezicht, omdat hem geen meldplicht was opgelegd en hij in 2014 aan een eerder terugkeerbesluit had voldaan. De rechtbank oordeelde echter dat eiser door geen melding te maken van zijn illegale verblijf zich wel degelijk aan het toezicht had onttrokken. Bovendien kon eiser niet aantonen dat hij aan het terugkeerbesluit had voldaan.

De rechtbank concludeerde dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren en dat het risico op onttrekking aan het toezicht reëel was. Eiser's verzoek om een lichter middel werd afgewezen, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.19162
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L.M. Barroso F. R. da Silva. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Braziliaanse nationaliteit en is geboren op [1977] .
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van
het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld; 4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen. Ter zitting heeft verweerder de lichte grond 4e laten vallen.
3. Ten aanzien van de zware gronden voert eiser aan dat hij zich niet heeft gemeld toen hij illegaal in Nederland was omdat hem geen meldplicht was opgelegd en hij geen andere afspraken met verweerder had gemaakt. Hij heeft zich dan ook niet aan het toezicht onttrokken, als bedoeld in de zware grond 3b. Verder heeft eiser voldaan aan het eerdere terugkeerbesluit dat hem op 9 mei 2013 is opgelegd omdat hij in 2014 is teruggereisd naar Brazilië.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Door geen melding te maken van zijn illegaal verblijf in Nederland, heeft eiser zich onttrokken aan het toezicht op vreemdelingen, als bedoeld in de zware grond 3b. Daarnaast kan eiser niet aantonen dat hij in 2014 gevolg heeft gegeven aan het terugkeerbesluit van 9 mei 2013. Verweerder mocht er dan ook vanuit gaan dat eiser hieraan geen gevolg heeft gegeven. De beroepsgrond slaagt niet.
5. De zware gronden 3b en 3c kunnen de maatregel van bewaring al dragen en daarmee is het significante risico dat eiser zich aande overdracht zal onttrekken gegeven. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
6. Eiser voert aan dat verweerder had kunnen volstaan met het opleggen van een lichter middel.
7. De rechtbank overweegt als volgt. De gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen geven in beginsel het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen. Verweerder heeft daarnaast meewogen dat eiser lange tijd in Nederland is, dat hij altijd heeft gewerkt en dat hij veel vrienden heeft. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 oktober 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.