ECLI:NL:RBDHA:2022:15161
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens ontbreken van gronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.R. Nohar, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. L.M.F. Verhaegh, afgewezen op 21 september 2022 als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 20 oktober 2022, waarbij de rechtbank het beroep heeft behandeld samen met een andere zaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat het beroepschrift de gronden van het beroep bevat. Eiser was op dit verzuim gewezen en had de gelegenheid gekregen om dit te herstellen, maar zijn gemachtigde kon geen contact met hem krijgen en heeft geen gronden van beroep ingediend. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de nationale procedureregel buiten toepassing te laten, zoals vereist in de jurisprudentie van de Raad van State en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen gronden zijn ingediend. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 oktober 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.