ECLI:NL:RBDHA:2022:15134
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielzaak na niet tijdig beslissen door bestuursorgaan
In deze zaak heeft verzoeker op 11 april 2022 beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL22.6239. Op 31 mei 2022 heeft de Staatssecretaris alsnog een besluit genomen, waartegen verzoeker op 1 juni 2022 beroep heeft ingesteld onder zaaknummer NL22.10085. Verzoeker heeft op 11 augustus 2022 het beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten in de zaak NL22.6239. De Staatssecretaris heeft op 12 augustus 2022 aangegeven bereid te zijn om de proceskosten tot een bedrag van € 379,50 te vergoeden.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling op 29 september 2022 behandeld. Verzoeker was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en er was een tolk aanwezig. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. Hoewel de Staatssecretaris inmiddels een besluit heeft genomen, heeft verzoeker het eerdere beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank kan op basis van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht een partij veroordelen in de proceskosten van de andere partij.
De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris in dit geval de proceskosten moet vergoeden. De kosten voor de rechtsbijstand worden vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor van 1/2. Voor het verschijnen ter zitting van de gemachtigde worden geen proceskosten vergoed, aangezien deze kosten in een andere zaak worden besproken. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 379,50. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is op 14 november 2022 openbaar gemaakt.