Overwegingen
Vooraf: over het referentiekader van eiser
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte concludeert dat hij geen authentiek verhaal heeft verteld. Eiser voert aan dat hij afkomstig is uit een dorp en dat hij ongeschoold is. Als gevolg hiervan heeft hij een beperkt referentiekader. Dit verklaart volgens hem dat het voor hem moeilijk is om vage en abstracte vragen over zijn gevoelens te beantwoorden, omdat hij de strekking van die vragen niet heeft begrepen. De gehoormedewerkster heeft vragen gesteld als: "Hoe was dat voor u dat u dat ritueel moest doen?” en “Wat deed de behandeling voor u?” en “Wat gebeurde er met u?”. Eiser begreep niet dat hij moest vertellen over zijn gevoelens bij de bedoelde gebeurtenissen. In plaats daarvan heeft hij geantwoord wat er feitelijk was gebeurd. Illustratief in dit verband zijn de verklaringen over zijn dromen over seks met mannen in de rivier, aan de hand waarvan hij zich bewust werd van zijn geaardheid. Eiser heeft op dat punt gevraagd om verduidelijking van de vraagstelling. Vervolgens heeft hij geantwoord hoe de dromen voor hem voelden. Hij heeft niet begrepen dat de gehoormedewerkster van hem wilde weten hoe het was om zich te realiseren dat hij homoseksueel was. Volgens eiser had de gehoormedewerker dit duidelijker moeten aangeven. Door deze onduidelijkheid heeft eiser alleen maar verteld over wat hij tijdens die dromen voelde en is hij niet ingegaan op zijn gevoelens omtrent zijn constatering dat hij zich seksueel aangetrokken voelde tot mannen. Volgens eiser heeft verweerder hem al met al ten onrechte tegengeworpen dat van hem verwacht mocht worden dat hij erover zou hebben verklaard hoe het is om homoseksueel te zijn. Die vraag is hem namelijk niet gesteld; de gehoormedewerkster heeft hem slechts gevraagd hoe het voor eiser was dat hij die dromen had. Het beoogde verband met zijn gevoelens over zijn
homoseksuele geaardheid heeft eiser niet hoeven begrijpen. De tegenwerping van verweerder dat eiser wel adequaat heeft geantwoord op de vraag waarom de politie hem beschuldigde van homoseksualiteit, snijdt volgens eiser geen hout. Deze vraag was immers concreet en niet voor onjuiste interpretatie vatbaar. Dit geldt ook voor de vragen over de situatie van homoseksuelen in Nigeria.
5. De wijze waarop gehoord moet worden is neergelegd in Werkinstructie (WI) 2019/17. Hierin staat onder meer dat rekening wordt gehouden met het referentiekader van de betreffende vreemdeling en diens mogelijkheden tot verklaren. Er wordt doorgevraagd als er geen of standaardantwoorden op vragen komen, maar oneindig doorvragen hoeft niet. De gehoormedewerker mag creatief zijn met het stellen van vragen en moet proberen met de vraagstelling aansluiting te zoeken bij het niveau, de wijze van vertellen en referentiekader van de vreemdeling.
6. De rechtbank maakt uit het nader gehoor op dat eiser afdoende zorgvuldig is gehoord. De gehoormedewerkster heeft meermaals vragen geherformuleerd of op een andere, simpelere manier gesteld. Zo heeft zij in voldoende mate getracht om aansluiting te vinden bij de vermogens en het referentiekader van eiser. Zoals ook in WI 2019/17 is vermeld, heeft de gehoormedewerkster niet oneindig hoeven doorvragen op het moment dat eiser geen concreet antwoord heeft gegeven. Misschien had de gehoormedewerkster op bepaalde onderdelen specifieker kunnen doorvragen, maar dat laat onverlet dat de kwaliteit van het gehoor over het geheel gezien voldoende is. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank dat uit de antwoorden en verklaringen van eiser niet is gebleken dat hij de vragen in overwegende mate niet goed begrepen zou hebben. Zo wist hij soms moeilijke, complexe vragen wel te beantwoorden. Ook is hem bij herhaling meegedeeld dat hij het moest aangeven als hij vragen niet begreep. Van deze gelegenheid heeft eiser ook een aantal keer gebruik gemaakt, waarna de gehoormedewerkster de desbetreffende vragen heeft geherformuleerd of verduidelijkt. Voorts geven de correcties en aanvullingen op het nader gehoor geen aanknopingspunten voor het standpunt dat het gehoor in algemene zin onzorgvuldig is geweest. Al met al is de rechtbank van oordeel dat de beroepsgrond over de vraagstelling in relatie tot het referentiekader van eiser geen doel treft.
Over het tweede relevante element: de homoseksuele geaardheid van eiser
7. Verweerder meent dat de verklaringen van eiser over zijn homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig zijn. Volgens verweerder heeft eiser op diverse onderdelen summier, vaag, ongerijmd en/of tegenstrijdig verklaard. Eiser betwist dit. De rechtbank gaat hierna in op verschillende discussiepunten die in dit verband tussen partijen bestaan.
8. Eiser heeft verklaard dat hij als veertienjarige een vriend van hem had betast. In verband hiermee is eiser opgedragen om zich onder behandeling te stellen van een traditionele dokter. Door middel van een ritueel is getracht eiser te verlossen van een kwade geest. Tijdens het ritueel voelde eiser zich gekneveld en niet vrij. Het ritueel had niet geholpen, in de zin dat eiser “verlost” was van zijn gevoelens voor mannen. Wel had het ritueel hem bang gemaakt. Wanneer hij zich in de periode nadien aangetrokken voelde tot een man, dan gingen zijn gedachten terug naar het ritueel. Volgens verweerder heeft eiser onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat het ritueel met hem deed en hoe hij de periode na het ritueel heeft ervaren.
9. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen. Eiser heeft verklaard over hoe hij zich tijdens het ritueel voelde. Kennelijk verwacht verweerder van eiser dat hij zijn gevoelens over deze gebeurtenis nader uitdrukt. Verweerder maakt evenwel niet duidelijk wat hij in dit verband anders of méér van eiser verwacht. De rechtbank kan verweerder ook niet volgen daar waar het gaat om de periode ná het ritueel. Eiser heeft duidelijke verklaringen afgelegd over de impact die het ritueel op hem heeft gehad en over de wijze waarop zijn gedrag daardoor beïnvloed is. Verweerder licht niet toe waarom deze verklaringen op zichzelf beschouwd onvoldoende inzicht verschaffen in wat het ritueel voor eiser betekende. Wel werpt verweerder eiser tegen hij niet heeft verklaard over hoe het voor hem was om tijdelijk niet op mannen te vallen. Ook werpt verweerder eiser tegen dat hij niet heeft verklaard over hoe het voor hem was om angstig te worden op de momenten waarop hij zich toch weer aangetrokken voelde tot een man. Naar het oordeel van de rechtbank staan deze door verweerder gestelde gebreken in een te ver verwijderd verband tot de vragen die verweerder aan eiser heeft gesteld over het ritueel. Het is niet vanzelfsprekend dat eiser kon of moest begrijpen dat verweerder een dergelijke gedetailleerde uitdieping van hem verwachtte. Daar komt bij dat verweerder niet uitlegt waarom het ontbreken van deze uitdieping ertoe leidt dat de verklaringen van eiser over het ritueel als geheel onduidelijk of summier zijn.
De homoseksuele gevoelens in de Nigeriaanse context
10. Volgens verweerder heeft eiser zeer summier verklaard over zijn worsteling met zijn homoseksuele gevoelens in relatie tot de Nigeriaanse samenleving, waarin dergelijke gevoelens niet worden geaccepteerd. Verweerder werpt eiser tegen dat hij slechts heeft verklaard dat hij eenzaam was en dat die eenzaamheid hem van binnen opvrat. Verweerder stelt dat eiser te algemeen en dus onvoldoende heeft verklaard om inzicht te krijgen in zijn persoonlijke beleving.
11. De rechtbank kan verweerder ook hierin niet volgen. Bij dit standpunt heeft verweerder namelijk een aantal verklaringen van eiser over zijn worsteling niet betrokken. Zo heeft eiser verklaard dat hij vanwege zijn geaardheid door zijn vader “waterkind” werd genoemd. De term “waterkind” wordt in Nigeria gebruikt voor kinderen die zich niet ontwikkelen naar de norm. Eiser heeft in beroep aangevuld dat hij zich bij deze benaming had neergelegd, onder meer vanwege de dromen die hij op veertien- of vijftienjarige leeftijd had over seks met mannen. Eiser heeft verder verklaard dat zijn vader voor hem een vrouw had uitgezocht. Over deze relatie heeft eiser verklaard dat hij na verloop van tijd gevoelens van haat en walging naar zijn vrouw had en dat hij haar niet meer wilde aanraken of haar in de buurt wilde zijn. Het zat eiser dwars dat hij geen relatie kon hebben met een man. De rechtbank ziet op voorhand niet in waarom deze, op zich heldere, verklaringen geen relevantie zouden hebben bij de beoordeling van de persoonlijke beleving van eiser. Verweerder heeft deze verklaringen dan ook ten onrechte buiten beschouwing gelaten bij de motivering van zijn standpunt dat de verklaringen van eiser over zijn persoonlijke beleving van zijn geaardheid in Nigeria te algemeen en onvoldoende zijn.
12. Verweerder stelt verder dat eiser te summier heeft verklaard over zijn gevoelens in de latere periode waarin hij zijn geaardheid wel kon uiten. Verweerder voert hiertoe aan dat eiser slechts heeft verklaard dat hij zich vrij en gelukkig voelde en dat hij een deel van zichzelf had teruggevonden. Volgens verweerder mocht van eiser verwacht worden dat hij uitgebreider en dieper had verklaard over zijn persoonlijke gevoelens. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Met deze motivering laat verweerder namelijk eiser in het ongewisse
over tot op welke hoogte hij nader had dienen te verklaren, alvorens het voor verweerder voldoende was geweest. Dit terwijl verweerder niet uitlegt waarom de verklaringen die eiser wél heeft afgelegd op zichzelf beschouwd niet adequaat zouden kunnen zijn.
13. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser onvoldoende inzicht heeft verschaft over hoe zijn relatie met [A] tot stand is gekomen. Volgens verweerder heeft eiser op dit punt op verschillende onderdelen tegenstrijdig en ongerijmd verklaard. De rechtbank acht de motivering van verweerder ontoereikend. Hiertoe geldt het volgende.
14. Uit het nader gehoor en de correcties en aanvullingen daarop is in voldoende mate af te leiden dat eiser heeft verklaard dat hij [A] in 2014 heeft leren kennen. Enkele maanden na de dood van de vrouw van eiser, is [A] bij eiser ingetrokken. Dat is voor eiser het moment geweest waarop zij echt een relatie hadden. Anders dan verweerder veronderstelt, bieden de verklaringen van eiser geen aanknopingspunt voor het standpunt dat eiser zich “direct” heeft opengesteld voor [A] . Het initiatief voor hun contact ging aanvankelijk uit van [A] . [A] heeft evenwel afstand genomen van eiser, nadat eiser [A] had verteld dat eiser op dat moment gehuwd was. Pas later hebben zij elkaar op een feestje weer ontmoet en hebben zij (weer) telefoonnummers uitgewisseld. In de zienswijze heeft eiser summier toegelicht hoe de relatie is gestart en verlopen. De rechtbank acht het voldoende duidelijk dat eiser in de zienswijze slechts een parafrasering heeft gegeven van zijn eerdere verklaringen. Eiser heeft zijn verklaringen qua tijdsverloop niet in die mate gewijzigd, dat hierdoor ongerijmde tegenstrijdigheden met zijn eerder verklaringen ontstonden. Verweerder heeft onvoldoende steekhoudende argumenten aangedragen voor de stelling dat de verklaringen van eiser in zoverre tegenstrijdig en ongerijmd zijn. Dat die verklaringen op details niet steeds even duidelijk zijn of lijken, biedt onvoldoende onderbouwing voor het standpunt dat zij op de hiervoor beschreven hoofdlijn inconsistent zijn.
15. Verweerder werpt eiser tegen dat hij oppervlakkig heeft verklaard over wat voor een persoon [A] was, wat [A] voor eiser betekende en waarom eiser verliefd werd op [A] . Ook op dit punt volgt de rechtbank de motivering van verweerder niet. Eiser heeft immers verklaard dat [A] joviaal, grappig en niet claimerig was. Deze kenmerken sluiten in beginsel aan bij de vraagstelling van verweerder. Verweerder legt niet uit waarom deze verklaringen te summier zijn en wat verweerder in dit verband méér van eiser had verwacht. Daar komt bij dat eiser ook heeft verklaard dat [A] zachtaardig met hem omging. Deze ter zake relevante verklaring heeft verweerder niet bij zijn beoordeling betrokken.
Tussenconclusie van de rechtbank
16. Verweerder hecht dus geen geloof aan de verklaring van eiser dat hij homoseksueel is. Uit de rechtsoverwegingen 8. tot en met 15. blijkt dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder zijn standpunt op diverse onderdelen onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank is evenwel ook van oordeel dat andere argumenten van verweerder wel stand houden. De rechtbank bespreekt de voornaamste argumenten hierna.
17. Eiser heeft verklaard dat hij op veertien- of vijftienjarige leeftijd dromen had over seks met mannen in de rivier. Hierdoor werd hij zich bewust van zijn homoseksuele geaardheid. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich op dit punt niet ten onrechte op het standpunt dat eiser summier heeft verklaard over die bewustwording. Ter onderbouwing hiervan mag verweerder aanvoeren dat eiser slechts heeft verklaard dat hij een sterk gevoel naar mannen ervaarde. Niet ten onrechte werpt verweerder eiser tegen dat hij geen inzicht heeft verschaft in wat het besef van zijn homoseksuele geaardheid op dat moment met hem deed.
Eiser stelt zich open voor [A]
18. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bevreemdend is dat eiser een relatie met [A] is aangegaan. De rechtbank kan verweerder op dit punt volgen. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij door het ritueel jarenlang beletselen, angst en terughoudendheid heeft ervaren om zijn gevoelens voor mannen te uiten. Tegen die achtergrond had het op de weg van eiser gelegen om inzichtelijk te maken waarom hij zich desondanks wel heeft opengesteld voor [A] . Zijn latere toelichting dat het ritueel zich op dat moment al veertien jaar geleden had afgespeeld en dat hij een ongelukkig huwelijk had, volstaat niet. Deze omstandigheden zeggen namelijk onvoldoende over de invloed die zijn jarenlange houding als gevolg van het ritueel hebben gehad op zijn besluit om een relatie met [A] aan te gaan.
19. Verweerder voert aan dat eiser vaag en inconsistent heeft verklaard over de achternaam van [A] . Zo noemde eiser [A] aanvankelijk “ [A] ”, maar daarbij heeft eiser aangegeven dat hij de achternaam van [A] niet (zeker) weet. Ook heeft eiser verklaard dat hij [A] kent als [A] en dat “ [A] ” een soort bijnaam is. De onduidelijkheid over de achternaam van [A] heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen. De verklaringen van eiser dat hij slechts enkele maanden een relatie met [A] heeft gehad en dat een achternaam in Nigeria niet van belang is, volstaan niet. Zeker nu eiser enkele maanden een intieme relatie met [A] heeft gehad en zij ook hebben samengewoond, mag van eiser verwacht worden dat hij eenduidig kan verklaren over de achternaam van [A] .
De relatie van eiser met [B] in Italië
20. Verweerder werpt eiser niet ten onrechte tegen dat zijn verklaringen over zijn relatie met [B] in de tijd dat eiser in Italië verbleef, geen inzicht geven in de gevoelens van eiser. Hiertoe mag verweerder aanvoeren dat uit de verklaringen van eiser blijkt dat deze relatie slechts seksueel van aard was. Eiser heeft geen substantiële verklaringen afgelegd over zijn leven en gevoelens als homoseksueel, in een land dat niet repressief optreedt tegen homoseksuelen. Zijn enkele verklaring dat hij vrij was om seks te hebben volstaat in dit verband niet. De rechtbank kan verweerder hierin volgen.
De situatie van homoseksuelen in Nigeria
21. Niet ten onrechte werpt verweerder aan eiser tegen dat hij weinig weet te vertellen over de situatie van homoseksuelen in Nigeria. Hiertoe mag verweerder aanvoeren dat van eiser kan worden verwacht dat hij onderzoek heeft gedaan naar die situatie. Dit vooral omdat hij naar zijn eigen zeggen enige tijd in een stad heeft gewoond en hij nu ongeveer 20 jaar homoseksueel is. Verweerder haalt in dit verband aan dat eiser stellig heeft verklaard
dat er geen speciale ontmoetingsplaatsen en organisaties voor homoseksuelen in Nigeria zijn, terwijl deze verklaringen blijkbaar onjuist zijn. Niet aannemelijk is dat eiser in dit verband heeft bedoeld te zeggen dat organisaties voor homoseksuelen in Nigeria “verborgen” zijn. Dat eiser op televisie heeft gezien hoe homoseksuelen in Oost-Nigeria werden mishandeld en dat hij op de hoogte is van de hoogte van de gevangenisstraffen die in Nigeria gesteld zijn op homoseksualiteit, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden.
De situatie van homoseksuelen in Nederland
22. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser enige kennis heeft over de situatie van homoseksuelen in Nederland. Deze kennis is evenwel onvoldoende om compensatie te kunnen bieden voor de argumenten die verweerder heeft aangedragen ter onderbouwing van zijn standpunt dat de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is.
Conclusie van de rechtbank op grond van al het vorenstaande
23. Verweerder stelt dat de verklaringen van eiser over zijn homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig zijn. Ter onderbouwing van dit standpunt draagt verweerder een aantal argumenten aan. Deze argumenten heeft verweerder laten doorwerken in zijn algehele geloofwaardigheidsbeoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze beoordeling niet overeind blijven. De rechtbank heeft immers in de rechtsoverwegingen 8. tot en met 15. uitgelegd dat en waarom een substantieel aantal van die argumenten niet steekhoudend is. Aan het bestreden besluit kleeft derhalve een motiveringsgebrek. Verweerder dient een nieuwe algehele geloofwaardigheidsbeoordeling te maken ten aanzien van de homoseksuele geaardheid van eiser.
24. De rechtbank ziet geen aanleiding om het standpunt van verweerder over de problemen van eiser als gevolg van zijn gestelde homoseksuele geaardheid te toetsen. Het standpunt van verweerder ten aanzien van dit relevante element hangt namelijk nauw samen met en vloeit voort uit het standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van de homoseksuele geaardheid van eiser. Omdat het standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van de homoseksuele geaardheid van eiser al niet overeind kan blijven,
is de beoordeling van de problemen van eiser als gevolg van die geaardheid ook gebrekkig.
25. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om het gebrek in de motivering van het bestreden besluit - als omschreven in de rechtsoverwegingen 23. en 24. - te herstellen. Daartoe doet zij nu een tussenuitspraak. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na bekendmaking van deze tussenuitspraak, in het geval verweerder het niet nodig vindt om eiser aanvullend te horen. Indien verweerder een aanvullend gehoor wel noodzakelijk vindt, dan dient verweerder het gebrek te herstellen binnen twaalf weken na bekendmaking van de tussenuitspraak.
26. De rechtbank draagt verweerder op om uiterlijk binnen twee weken na bekendmaking van deze tussenuitspraak kenbaar te maken of hij van de geboden gelegenheid tot herstel van de motivering gebruik gaat maken en zo ja, of hij eiser daartoe nog aanvullend gaat horen.
27. Als verweerder gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid tot herstel, dan zal de rechtbank eiser een termijn geven van vier weken om hierop te reageren. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
28. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.