ECLI:NL:RBDHA:2022:15123
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van rechtmatig verblijf van een Unieburger in Nederland en de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsdocument
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van het verblijf van een Bulgaarse eiseres in Nederland. De eiseres, die sinds 2011 of 2012 in Nederland verblijft, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument ‘duurzaam verblijf burger van de Unie’. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres geen rechtmatig verblijf heeft, omdat zij niet over voldoende middelen van bestaan beschikt en geen economische activiteiten verricht. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiseres, waaronder de schending van de hoorplicht en de belangenafweging bij de verwijderingsmaatregel, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geoordeeld dat de eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf en dat de belangenafweging in het nadeel van de eiseres mocht uitvallen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.