ECLI:NL:RBDHA:2022:15098
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsecht en spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Litouwse nationaliteit, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn verblijfsecht op grond van het Unierecht werd beëindigd en hem werd bevolen Nederland te verlaten. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij van mening was dat er sprake was van spoedeisend belang. Tijdens de zitting op 1 november 2022 werd verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door mr. M. Talsma.
De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker voldoende had aangetoond dat hij voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling van het griffierecht. Tevens werd er gediscussieerd over de vraag of verzoeker op strafrechtelijke of vreemdelingrechtelijke titel in detentie verbleef. De voorzieningenrechter concludeerde dat het niet evident was dat er geen spoedeisend belang was, gezien de onduidelijkheid over de detentietitel en het belang van verzoeker om de bezwaarprocedure in Nederland af te wachten. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekende dat verzoeker in Nederland mocht blijven totdat er een beslissing op zijn bezwaar was genomen. Verweerder werd veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van verzoeker, die op € 1.518,00 werden vastgesteld.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.