ECLI:NL:RBDHA:2022:15094
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, die samen met haar minderjarige kind optrad, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had echter besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-regelgeving.
Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 1 november 2022, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J. Sinnema, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. I. Vugs. Tijdens de zitting was ook een tolk, L. Sharif, aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL22.19612) die verband houdt met het beroep van verzoekster. Aangezien er nu een uitspraak is gedaan op het beroep, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg, en is openbaar gemaakt op 8 november 2022.