ECLI:NL:RBDHA:2022:15092
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in asielprocedure
In deze zaak heeft verzoekster op 14 september 2021 een asielaanvraag ingediend. Op 15 maart 2022 heeft zij verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in gebreke gesteld omdat er niet tijdig op haar aanvraag is beslist. Vervolgens heeft verzoekster op 31 maart 2022 een beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen. Op 14 april 2022 heeft verweerder uiteindelijk beslist op de aanvraag van verzoekster. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten voor het indienen van het beroep niet tijdig beslissen te vergoeden tot een bedrag van € 379,50. De zitting vond plaats op 25 augustus 2022, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien verzoekster een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, is er recht op een vergoeding. Echter, omdat de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn, wordt een lager bedrag toegekend, met een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk wordt de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 379,50.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en is op 8 november 2022 in het openbaar uitgesproken.