ECLI:NL:RBDHA:2022:15092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
NL22.5550
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in asielprocedure

In deze zaak heeft verzoekster op 14 september 2021 een asielaanvraag ingediend. Op 15 maart 2022 heeft zij verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in gebreke gesteld omdat er niet tijdig op haar aanvraag is beslist. Vervolgens heeft verzoekster op 31 maart 2022 een beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen. Op 14 april 2022 heeft verweerder uiteindelijk beslist op de aanvraag van verzoekster. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten voor het indienen van het beroep niet tijdig beslissen te vergoeden tot een bedrag van € 379,50. De zitting vond plaats op 25 augustus 2022, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien verzoekster een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, is er recht op een vergoeding. Echter, omdat de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn, wordt een lager bedrag toegekend, met een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk wordt de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 379,50.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en is op 8 november 2022 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.5550
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C. Verbaas).

Procesverloop

Verzoekster heeft op 14 september 2021 een asielaanvraag ingediend. Op 15 maart 2022 heeft zij verweerder in gebreke gesteld, omdat niet tijdig op haar aanvraag is beslist.
Verzoekster heeft vervolgens op 31 maart 2022 een beroep niet tijdig beslissen ingesteld. Verweerder heeft op 14 april 2022 beslist op de aanvraag van verzoekster.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij bereid is de proceskosten voor het indienen van het beroep niet tijdig beslissen in de onderhavige procedure te vergoeden tot een bedrag van € 379,50.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de zaak NL22.6477, plaatsgevonden op 25 augustus 2022. Verzoekster en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet
gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
3. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit
bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 november 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.