ECLI:NL:RBDHA:2022:15084
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- P.M. de Keuning
- C.M. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, een moeder en haar minderjarige kind, hebben een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 november 2022 is afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten totdat op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 december 2022 behandeld, waarbij verzoekers aanwezig waren met hun gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. In een eerdere uitspraak in een verwante procedure (zaaknummer NL22.23779) heeft de rechtbank het beroep van verzoekers ongegrond verklaard. Hierdoor is het connexiteitsvereiste, zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, niet langer van toepassing. Dit leidde de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, in aanwezigheid van griffier mr. C.M. van den Berg, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.