ECLI:NL:RBDHA:2022:15082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
NL22.24452
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot niet-ontvankelijk verklaring van aanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk was verklaard. Dit besluit was genomen op 29 november 2022. De verzoeker vorderde een voorlopige voorziening omdat hij op 7 december 2022 zou worden uitgezet naar Italië. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat de belangen van de verzoeker om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep zwaarder wegen dan de belangen van de staatssecretaris om de verzoeker eerder over te dragen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de verzoeker niet mag worden overgedragen totdat de rechtbank op zijn beroep heeft beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 759,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24452

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Saakjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de (opvolgende) aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter ook verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op
1 december 2022 heeft verzoeker de rechtbank verzocht om vanwege zijn voorgenomen uitzetting op 7 december 2022 een ordemaatregel te treffen, inhoudende dat hij niet mag worden uitgezet totdat op zijn beroep is beslist.
Verweerder heeft bij schrijven van 2 december 2022 op het verzoek gereageerd.
De voorzieningenrechter doet met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. Verweerder heeft de opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard [1] , omdat verzoeker geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant kunnen zijn bij de beoordeling van zijn opvolgende aanvraag. Verzoekers beroep hiertegen is geregistreerd onder zaaknummer NL22.24451 en zal op 13 december 2022 door deze rechtbank op een zitting worden behandeld. Op 30 november 2022 is verzoeker aangezegd dat hij op 7 december 2022 om 8:40 uur zal worden overgedragen aan Italië.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker om bij de behandeling van zijn beroep ter zitting aanwezig te zijn zwaarder dan het belang van verweerder om verzoeker daarvóór al over te dragen. De voorzieningenrechter zal dan ook bij wijze van ordemaatregel het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toewijzen en bepalen dat de verzoeker de uitkomst van zijn beroep in Nederland mag afwachten. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat het beroep op korte termijn op zitting zal worden behandeld en verweerder niet heeft gemotiveerd wat het belang is om verzoeker daarvóór al over te dragen.
4. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 759,- (bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1; gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit totdat is beslist op het beroep;
  • bepaalt dat verzoeker niet wordt overgedragen tot één week nadat de rechtbank op zijn beroep heeft beslist;
  • veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten ter hoogte van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De griffier heeft de beslissing op 5 december 2022 om 12.02 uur telefonisch bekend gemaakt aan de gemachtigde van verweerder en om 12.19 uur aan de gemachtigde van verzoeker.
De uitspraak is verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.