ECLI:NL:RBDHA:2022:15052
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.G.J.M. Lucassen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. I. Vugs, niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de Dublin-regelgeving verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 1 november 2022, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de verweerder. Tijdens de zitting is ook een tolk, H.L. Alvima, ingeschakeld.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL22.20688) die verband houdt met het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.