ECLI:NL:RBDHA:2022:15046
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Denemarken
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. E. van Hoof, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd echter niet in behandeling genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat Denemarken verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 oktober 2022 behandeld, waarbij eiseres aanwezig was met haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL22.19482) die samenhangt met het verzoek om voorlopige voorziening. Aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep, is de voorzieningenrechter van mening dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. A. Wilpstra - Foppen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is.