ECLI:NL:RBDHA:2022:15035
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door de verzoekster, die in deze procedure wordt aangeduid met een V-nummer. De verzoekster had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin was vastgesteld dat zij geen rechtmatig verblijf in Nederland had als gemeenschapsonderdaan, zoals vastgelegd in artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit. Het primaire besluit dateert van 8 november 2021, en het bezwaar tegen dit besluit werd op 22 april 2022 ongegrond verklaard door de verweerder.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 12 september 2022, waarbij de verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. A.J.M. Mohrmann. De echtgenoot van de verzoekster was ook aanwezig bij de zitting. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. F. van de Kamp, had het bezwaar ongegrond verklaard.
In de uitspraak van vandaag heeft de rechtbank het beroep, geregistreerd onder zaaknummer NL22.8673, gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Dit betekent dat de verweerder een nieuw besluit op het bezwaar van de verzoekster moet nemen. Echter, gezien de uitkomst van de bodemzaak en het feit dat de verzoekster de uitkomst van haar bezwaarprocedure in Nederland mag afwachten, heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.