ECLI:NL:RBDHA:2022:15034

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
NL21.11009 en NL22.14082
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van asielbesluiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek van eiser om vergoeding van proceskosten na de intrekking van twee besluiten door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had in eerste instantie een asielaanvraag ingediend, die op 11 juni 2021 werd afgewezen. Dit leidde tot een beroep dat geregistreerd werd onder zaaknummer NL21.11009. De behandeling van dit beroep werd aangehouden omdat de Staatssecretaris eiser aanvullend wilde horen. Vervolgens werd op 24 juni 2022 een tweede besluit genomen, waarin de asielaanvraag opnieuw werd afgewezen, geregistreerd onder zaaknummer NL22.14082. Op 27 september 2022 trok de Staatssecretaris beide besluiten in, waarna eiser zijn beroepen introk.

De rechtbank oordeelde dat eiser recht had op proceskostenvergoeding, maar dat er geen aanleiding was voor toekenning van twee procespunten, omdat het beroep tegen het eerste besluit ook betrekking had op het tweede besluit. De rechtbank concludeerde dat er slechts één besluit was, en dat eiser recht had op 1,5 procespunt. Dit was gebaseerd op het feit dat de Staatssecretaris in het eerste besluit relevante elementen niet had meegewogen, wat leidde tot de aanhouding van het beroep. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 1.138,50, die de Staatssecretaris aan eiser moest betalen.

De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier K.S. Smits, en werd op 26 oktober 2022 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.11009 en NL22.14082
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: A. de Graaf).

Inleiding en procesverloop

Bij besluit van 11 juni 2021 (besluit 1) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser van 9 januari 2020 afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingediend. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL21.11009.
De behandeling van het beroep met zaaknummer NL21.11009 is aangehouden, omdat verweerder eiser aanvullend wilde horen. Bij besluit van 24 juni 2022 (besluit 2) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser van 9 januari 2020 afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingediend. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL22.14082.
Bij brief van 27 september 2022 heeft verweerder beide besluiten ingetrokken. Bij brief van 28 september 2022 heeft eiser zijn beroepen ingetrokken.
Deze uitspraak gaat over het verzoek van eiser om vergoeding van zijn proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht.
2. Eiser heeft bij brief van 28 september 2022 primair verzocht om toekenning van een bedrag van € 1.518,- (2 punten) aan proceskosten, omdat volgens eiser sprake is van twee besluiten. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat sprake is van één besluit, dan verzoekt
eiser subsidiair om toekenning van een bedrag van € 1.138,- (1,5 punt) aan proceskosten. Het tweede beroep moet dan worden aangemerkt als een zienswijze na bestuurlijke lus.
3. Verweerder heeft bij brief van 3 oktober 2022 gereageerd op het verzoek van eiser. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van één besluit, nu besluit 2 een aanvullend besluit is dat onderdeel is van besluit 1. Op grond van artikel 6:19 van de Awb had het beroep van eiser tegen besluit 1 dan ook van rechtswege mede betrekking op besluit 2. Ten aanzien van het verzoek van eiser tot veroordeling van verweerder in de proceskosten voor 1,5 punt, voegt verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank.
4. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
5. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen besluit 1 mede betrekking heeft op besluit 2. Eiser had dus geen tweede beroep hoeven indienen. Voor de toekenning van 2 procespunten is daarom geen aanleiding.
6. De rechtbank oordeelt dat in dit geval toekenning van 1,5 procespunt wel op zijn plaats is. Verweerder heeft immers in het besluit 1 de relevante elementen over zijn politieke activiteiten en de daaruit ondervonden problemen niet meegewogen, wat de reden is geweest om het beroep aan te houden. Op een wezenlijk onderdeel van de asielaanvraag heeft nieuwe besluitvorming plaatsgevonden. De rechtbank ziet daarom aanleiding om 1,5 procespunt toe te kennen. Hierbij acht de rechtbank mede van belang dat verweerder in het verweerschrift van 31 januari 2022 zelf erkent dat het besluit 1 een gebrek heeft en daar zelf ook de optie noemt van een bestuurlijke lus.
7. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 1.138,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.138,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 oktober 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.