Geschil15. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan eiseres is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of eiseres recht heeft op aftrek van de omzetbelasting die aan haar is gefactureerd voor diensten in het kader van het stappenplan.
16. Eiseres stelt dat zij de afnemer is van de diensten. Zij is de overeenkomsten aangegaan met de dienstverleners, de kosten zijn aan haar gefactureerd en zij heeft de facturen betaald. Eiseres heeft ook het belang bij die diensten, aangezien de diensten uitsluitend betrekking hebben op de interne reorganisatie en de overdracht van de aandelen in de targetvennootschappen aan [bedrijfsnaam 3] BV. De omzetbelasting is dus aftrekbaar. Ter zitting heeft eiseres desgevraagd verklaard dat de verkoop van de targetvennootschappen de overdracht van een deel van de onderneming is als bedoeld in artikel 37d van de Wet OB, alsook dat de aandelenoverdracht binnen het kader van de onderneming heeft plaatsgevonden, waardoor de kosten die hierop betrekking hadden algemene kosten zijn als bedoeld in het Besluit van 3 augustus 2004, CPP 2004/1709M, Stcrt. 2004, 177 (het Besluit).
17. Verweerder stelt primair dat de fiscale eenheid en met name [bedrijfsnaam 1] niet de afnemer is van de diensten en alleen de afnemer heeft recht op aftrek van omzetbelasting. Hij voert daartoe aan dat niet de fiscale eenheid of [bedrijfsnaam 1] belang heeft gehad bij de diensten, maar de aandeelhouders. De diensten zijn namelijk verricht ten behoeve van de verkoop van de targetvennootschappen aan de externe koper.
Subsidiair stelt verweerder dat, als de rechtbank van oordeel is dat eiseres wel de afnemer is van de diensten, er geen rechtstreeks en onmiddellijk verband is tussen de diensten en de economische activiteiten van eiseres.
Meer subsidiair stelt verweerder dat een derde belang heeft gehad bij de diensten, namelijk de aandeelhouders, en dat het belang van de aandeelhouders niet ondergeschikt is aan het belang van eiseres.
Beoordeling van het geschil
18. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wet OB heeft een als zodanig handelende ondernemer recht op aftrek van de omzetbelasting die hem in rekening is gebracht ter zake van aan hem verrichte leveringen van goederen en verleende diensten, voor zover die goederen en diensten worden gebruikt voor belaste prestaties. Het begrip “gebruikt voor” houdt in dat in beginsel een rechtstreeks en onmiddellijk verband dient te bestaan tussen het verworven goed of de verworven dienst en die belaste prestaties.
19. De bewijslast voor het recht op aftrek van voorbelasting rust op eiseres. In beginsel kan zij daarvoor volstaan met het overleggen van de facturen waarop die belasting aan haar in rekening is gebracht. Het is dan aan verweerder om aannemelijk te maken dat de in rekening gebrachte omzetbelasting desalniettemin niet voor aftrek in aanmerking komt.
20. Verweerder heeft gesteld dat eiseres niet de afnemer is van de diensten. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat niet eiseres maar de aandeelhouders belang hebben gehad bij de aandelenoverdracht, omdat de diensten zijn verleend ten behoeve van de verkoop van de targetvennootschappen door de aandeelhouders aan de externe koper. Eiseres heeft dat weersproken. Volgens eiseres hebben de diensten uitsluitend betrekking op de interne reorganisatie en overdracht van de aandelen in de targetvennootschappen door [bedrijfsnaam 1] aan [bedrijfsnaam 3] BV en heeft zij daarom direct belang gehad bij de diensten. Eiseres heeft er in dit licht op gewezen dat de onder 14 genoemde facturen aan haar zijn uitgebracht.
21. De rechtbank is van oordeel dat, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, de economische realiteit is dat het uiteindelijke doel van de (rechts)handelingen, waarop de diensten betrekking hadden, is geweest de verkoop van de targetvennootschappen door de aandeelhouders aan de externe koper.
22. De rechtbank volgt verweerder echter niet in zijn stelling dat eiseres niet de afnemer is van de diensten. De rechtbank acht aannemelijk dat [bedrijfsnaam 1] de opdrachten heeft verstrekt aan de dienstverleners. Er is ook aan [bedrijfsnaam 1] gefactureerd en zij heeft de facturen betaald. De diensten zijn daarmee verleend aan de fiscale eenheid. Eiseres is derhalve de afnemer van de diensten.
23. Verweerder heeft subsidiair gesteld dat de diensten niet rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met de economische activiteiten van eiseres.
24. Vaststaat dat de kosten geen rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met een of meer concrete, door eiseres in een later stadium verrichte (belaste) leveringen of diensten. Een als zodanig handelende ondernemer heeft echter ook recht op aftrek van omzetbelasting wanneer de kosten voor de aan hem verrichte leveringen of diensten deel uitmaken van de algemene kosten van die ondernemer en de kosten als zodanig zijn opgenomen in de prijs van door hem geleverde goederen of verrichte diensten. Dergelijke kosten houden dan rechtstreeks en onmiddellijk verband met de algehele economische activiteit van de ondernemer.
25. Als kosten noodzakelijkerwijs zijn gemaakt om bepaalde economische activiteiten mogelijk te maken of het voortbestaan van die economische activiteiten veilig te stellen, kan dat het bestaan van het vereiste rechtstreekse en onmiddellijke verband aantonen.
26. Eiseres heeft gesteld dat de verkoop van de targetvennootschappen nodig was om het voortbestaan van [bedrijfsnaam 1] te garanderen. De externe koper zou een grote concurrent worden op de Nederlandse markt voor containertransport en zij deed aan eiseres een bijzonder goed bod. De transactie was daarom onvermijdelijk. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de na de verkoop van de targetvennootschappen resterende activiteiten van [bedrijfsnaam 1] verliesgevend waren en dat de aandeelhouders daarom € 10.000.000 hebben gestort in [bedrijfsnaam 1] .
27. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met wat zij heeft gesteld niet aannemelijk gemaakt dat de diensten noodzakelijk waren om het voortbestaan van [bedrijfsnaam 1] te garanderen. Eiseres heeft haar stellingen met geen enkel bewijs onderbouwd. Uit de stukken blijkt niet dat de overgebleven activiteiten verliesgevend waren en overigens is ook geen duidelijkheid verschaft over wat eiseres/ [bedrijfsnaam 1] zou gaan doen met de storting van € 10.000.000 en of [bedrijfsnaam 1] daarmee zou zijn gered. Hieruit volgt dat niet aannemelijk is geworden dat de kosten rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met de economische activiteiten van eiseres. Overigens is door eiseres ook niet aannemelijk gemaakt dat de kosten die zij heeft gemaakt deel uitmaken van de algemene kosten en als zodanig zijn opgenomen in de prijs van de door haar verrichte diensten.
28. Ook het beroep van eiseres op artikel 37d van de Wet OB en het Besluit kan haar niet baten. Zoals de rechtbank hiervoor onder 21 heeft overwogen, zijn de (rechts)handelingen verricht met als doel de verkoop van de targetvennootschappen door de aandeelhouders aan de externe koper. De diensten waarvoor eiseres aftrek van omzetbelasting claimt zijn in dat kader verricht en niet, zoals eiseres stelt, ten behoeve van de interne reorganisatie en de overdracht van de aandelen in de targetvennootschappen aan [bedrijfsnaam 3] BV.
29. Eiseres heeft op bovengenoemde gronden geen recht op aftrek van de omzetbelasting die aan haar in rekening is gebracht voor de in geding zijnde diensten. De naheffingsaanslag is daarom terecht aan haar opgelegd.
30. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
31. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.