ECLI:NL:RBDHA:2022:15015
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag wegens overdracht aan Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, maar heeft dit verzoek ter zitting ingetrokken. Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat de uiterste overdrachtstermijn op de dag van de zitting verstrijkt en dat verweerder heeft aangegeven dat het niet mogelijk is om eiseres nog diezelfde dag over te dragen aan Duitsland. Hierdoor heeft verweerder besloten de asielaanvraag van eiseres in behandeling te nemen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat de grondslag aan het bestreden besluit is ontvallen, omdat verweerder de asielaanvraag nu in behandeling neemt. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter M.P. Glerum in aanwezigheid van griffier M.A.W.M. Engels. Deze uitspraak is bekendgemaakt op 15 september 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.