ECLI:NL:RBDHA:2022:14991

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
AWB 22/2150 en AWB 21/4068
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging verblijfsrecht en ongewenstverklaring van een Poolse staatsburger wegens ernstige bedreiging voor de samenleving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Poolse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die sinds 2016 in Nederland verblijft, had zijn verblijfsrecht verloren en was ongewenst verklaard vanwege een veroordeling voor een ernstig misdrijf, namelijk poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op het standpunt mocht stellen dat de eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Dit oordeel was gebaseerd op de strafveroordeling van de eiser en de zorgen over recidive die in het vonnis waren geuit.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris niet hoefde aan te nemen dat er sprake was van een positieve gedragsverandering, ondanks de argumenten van de eiser dat hij werk had gevonden en een woonadres had. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen voldoende bewijs had geleverd van een positieve gedragsverandering en dat zijn ontkenning van de gepleegde misdrijven ook niet bijdroeg aan zijn pleidooi. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de persoonlijke gedragingen van de eiser een gevaar voor de samenleving vormden, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/2150 (beroep)
AWB 21/4068 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 14 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. A. Noordeloos).

ProcesverloopIn het besluit van 28 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verblijfsrecht beëindigd en hem ongewenst verklaard.

In het besluit van 16 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser hiertegen ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 26 oktober 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

De achtergrond van het geschil
1.1
Eiser is geboren op [datum] 1994 en heeft de Poolse nationaliteit. Hij verblijft sinds 13 juni 2016 in Nederland en staat hier sinds 17 november 2016 ingeschreven op een woonadres.
1.2
Op 31 december 2019 is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, voor een poging tot doodslag en vernieling. [1] Eiser is op 20 oktober 2020 uit detentie vrijgelaten. Zijn proeftijd liep 13 januari 2022 af.
1.3
Verweerder heeft eiser op 17 december 2020 een brief gestuurd met het voornemen zijn verblijfsrecht te beëindigen en hem ongewenst te verklaren vanwege de gepleegde misdrijven. Hier heeft eiser niet op gereageerd.
1.4
Verweerder heeft in de bezwaarprocedure eiser uitgenodigd voor een hoorzitting. Eiser is zonder opgave van reden niet bij de hoorzitting verschenen. Vervolgens heeft verweerder op 21 december 2021 schriftelijk een vragenlijst gestuurd. Eisers gemachtigde heeft hier bij brief van 30 december 2021 op gereageerd.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft eisers verblijfsrecht beëindigd en hem ongewenst verklaard omdat eisers persoonlijke gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. De strafveroordeling voor poging tot doodslag houdt een misdrijf tegen het leven in en hiermee heeft eiser geen respect voor zowel de lichamelijk integriteit van personen als voor de Nederlandse rechtsorde. Omdat de strafrechter zorgen heeft geuit over de kans op recidive is er sprake van een actuele dreiging. Niet blijkt dat eiser is gebonden aan Nederland en het enkele feit dat eiser een woonplaats heeft en heeft gewerkt na zijn vrijlating uit detentie, is onvoldoende garantie dat eiser niet zal recidiveren. Eiser is in Polen ook veroordeeld voor het plegen van (gewelds)misdrijven en heeft een ontkennende houding ten aanzien van al zijn gepleegde misdrijven, waaruit blijkt dat hij geen verantwoordelijkheid hiervoor wil nemen. Hierdoor vormt eisers persoonlijke gedrag een gevaar. Eiser geniet geen extra rechtsbescherming vanwege duurzaam verblijf omdat er geen sprake is van een onafgebroken verblijfsperiode van vijf jaar in Nederland aangezien de detentieperiode niet wordt meegeteld in de duur hiervan.
De beroepsgronden
3. Eiser voert, kort samengevat, aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Ten eerste heeft verweerder Poolse Justitiële Documentatie in zijn besluitvorming betrokken zonder eiser in de bezwaarprocedure de mogelijkheid te geven hierop te reageren. Op basis van deze Poolse documentatie kan volgens eiser ook niet worden geconcludeerd dat hij nog een actuele bedreiging voor de samenleving vormt. Ten tweede stelt verweerder ten onrechte dat er geen sprake is van een positieve gedragsverandering. Eiser heeft namelijk in de bezwaarfase aangetoond dat hij na zijn detentieperiode in staat is om werk te vinden en een verblijfplaats te hebben zonder nader te recidiveren. Tot slot voert eiser aan dat verweerder door ook nog acht maanden te wachten met het nemen van het primaire besluit nadat eiser uit detentie is gekomen zich niet op het standpunt kan stellen dat sprake is van een actuele dreiging.
Het oordeel van de rechtbank
Is eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt kon stellen dat eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving en daarom eisers verblijfsrecht kon beëindigen. Verweerder mocht afgaan op het vonnis van het gepleegde misdrijf en op de daarin geuite vrees voor recidive. Ook hoefde verweerder niet aan te nemen dat er sprake is van een positieve gedragsverandering. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot deze beoordeling is gekomen.
4.1
Verweerder heeft van groot belang kunnen achten dat eiser is veroordeeld voor een ernstig misdrijf. Daar komt bij dat in het strafvonnis staat dat het explosieve en buitensporig gewelddadige gedrag van de verdachte de rechtbank ernstige zorgen baart evenals de kans op recidive in de toekomst. [2]
4.2
Voor zover eiser stelt dat de Poolse Justitiële Documentatie in verweerders besluitvorming is betrokken, is deze stelling onjuist. De Poolse Justitiële Documentatie heeft verweerder genoemd in reactie op het door eiser in bezwaar aangevoerde argument dat hij voor en na het plegen van de poging tot doodslag en de vernieling geen andere strafbare feiten heeft begaan. In dat kader heeft verweerder zich enkel op het standpunt gesteld dat dit onjuist is, omdat uit de Poolse Justitiële Documentatie blijkt dat eiser is veroordeeld voor andere strafbare feiten. Verweerder heeft de beëindiging van eisers verblijfsrecht enkel gebaseerd op de Nederlandse veroordeling en heeft de Poolse Justitiële Documentatie niet betrokken bij de beoordeling van eisers actuele en werkelijke dreiging.
4.3
Daar komt bij dat eiser expliciet is gevraagd naar de veroordeling in de Poolse Justitiële Documentatie. Verweerder wilde dat op een hoorzitting bespreken. Eiser is daarom uitgenodigd voor een hoorzitting, maar eiser is zonder opgave van reden niet bij dit gehoor verschenen. Daaropvolgend heeft verweerder een vragenlijst gestuurd waarin gevraagd is naar de veroordelingen die uit het uittreksel van de Poolse Justitiële Documentatie blijken. Eiser heeft deze vragenlijst geretourneerd zonder de vragen over de Poolse Justitiële Documentatie te beantwoorden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze omstandigheden heeft mogen betrekken bij zijn reactie op eisers stelling dat hij voor en na het gepleegde misdrijf in Nederland geen andere misdrijven heeft gepleegd.
4.4
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet dusdanig lang heeft gewacht met het nemen van het bestreden besluit dat er om die reden geen sprake meer is van een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving. Los van het feit dat dit tijdsverloop op zichzelf te kort is om tot die conclusie te leiden, was eiser weliswaar vrijgelaten uit detentie maar liep zijn proeftijd nog toen verweerder het primaire besluit nam.
4.5
De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser heeft ook gesteld dat hij een positieve gedragsverandering heeft laten zien, waaruit blijkt dat hij geen actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving meer is. Eiser benoemt in dit kader dat hij een vast woonadres heeft en dat hij werk heeft. Verweerder heeft hierin naar het oordeel van de rechtbank geen zodanige en positieve gedragsverandering hoeven zien dat hij moest concluderen dat eiser geen actuele, werkelijke en ernstige bedreiging meer vormt. Weliswaar had eiser een woonadres, maar uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt slechts dat eiser een aantal maanden gewerkt heeft in de eerste helft van 2021. Eiser heeft hiertoe verder ook geen stukken overgelegd, terwijl het op zijn weg ligt om aannemelijk te maken en te onderbouwen dat hij na de gepleegde misdrijven zijn gedrag heeft veranderd.
5.1
Verweerder heeft daarnaast bij de beoordeling kunnen betrekken dat eiser ontkent dat hij het delict waarvoor hij is veroordeeld heeft gepleegd. Noch in de strafzaak noch in deze procedure heeft eiser aangetoond dat hij verantwoordelijkheid voor zijn daad heeft genomen en dat hij sindsdien een positieve gedragsverandering heeft ondergaan.
Verweerder heeft nog gewezen op het feit dat eiser in aanraking is geweest met justitie op verdenking van het plegen van twee andere strafbare feiten [3] , waarna eiser erop heeft gewezen dat in beide gevallen de zaken zijn geëindigd in een sepot vanwege onvoldoende bewijs. Hoe dan ook, hieruit blijkt geen positieve gedragsverandering.
5.2
De rechtbank concludeert dan ook dat eiser geen zodanige en positieve gedragsverandering heeft laten zien dat verweerder moest concluderen dat hij geen actuele, werkelijke en ernstige bedreiging meer vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
7. Omdat de rechtbank nu beslist over het beroep van eiser en dit ongegrond verklaart, is er voor het treffen van een voorlopige voorziening geen reden meer. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in beide zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Parketnummers 09/104227-19 en 09/252896-19.
2.Vonnis van de rechtbank Den Haag, parketnummers 09/104227-19 en 09/252896-19, onder 6.3.
3.Uit het uittreksel van Justitiële Documentatie van 6 oktober 2022 blijkt dat eiser op 22 augustus 2021 als verdachte is aangemerkt bij huiselijk geweld en op 20 november 2021 als verdachte is aangemerkt bij bedrijfsinbraken.