ECLI:NL:RBDHA:2022:14991
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht en ongewenstverklaring van een Poolse staatsburger wegens ernstige bedreiging voor de samenleving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Poolse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die sinds 2016 in Nederland verblijft, had zijn verblijfsrecht verloren en was ongewenst verklaard vanwege een veroordeling voor een ernstig misdrijf, namelijk poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op het standpunt mocht stellen dat de eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Dit oordeel was gebaseerd op de strafveroordeling van de eiser en de zorgen over recidive die in het vonnis waren geuit.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris niet hoefde aan te nemen dat er sprake was van een positieve gedragsverandering, ondanks de argumenten van de eiser dat hij werk had gevonden en een woonadres had. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen voldoende bewijs had geleverd van een positieve gedragsverandering en dat zijn ontkenning van de gepleegde misdrijven ook niet bijdroeg aan zijn pleidooi. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de persoonlijke gedragingen van de eiser een gevaar voor de samenleving vormden, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.