De beoordeling
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Chinese nationaliteit. Eiser heeft op 22 april 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 25 juli 2016 in België een verzoek
om internationale bescherming heeft ingediend. Volgens eiser is dit verzoek om internationale bescherming afgewezen door de Belgische autoriteiten.
3. De Nederlandse autoriteiten hebben de Belgische autoriteiten op 22 juni 2022 verzocht om terugname van eiser op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening.Op 23 juni 2022 zijn de autoriteiten van België hiermee akkoord gegaan.
4. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen en bepaald dat eiser wordt overgedragen aan België.De staatssecretaris heeft daaraan ten grondslag gelegd dat is vastgesteld dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Op grond van het ‘interstatelijk vertrouwensbeginsel’ mag de staatssecretaris ervan uitgegaan dat België de verplichtingen die volgen uit het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) naleeft. Dit houdt onder andere in dat de staatssecretaris er vanuit mag gaan dat eiser niet in strijd met deze verplichtingen wordt teruggestuurd naar zijn land van herkomst. Eiser heeft niet onderbouwd of met stukken aannemelijk gemaakt dat België in strijd met deze verplichtingen zou handelen.
5. Eiser kan zich hier niet mee verenigen. Hij betoogt op de eerste plaats dat de staatssecretaris buiten de termijn van 2 maanden informatie heeft verzocht aan de Belgische autoriteiten. Het claimakkoord is daarmee onjuist tot stand gekomen. Daarnaast stelt eiser dat de staatssecretaris hem niet mag overdragen aan België, omdat dit in strijd is met het indirecte refoulement verbod. Eiser is lid van de Almachtige God Kerk en het beleid van de Belgische autoriteiten erkennen niet dat het enkele lidmaatschap zal leiden tot vervolging in China bij een (gedwongen) terugkeer naar China. Het beleid in Nederland erkent dit wel. Er is namelijk sprake van een groepsvervolging. Het is aan de staatssecretaris (als sterke procespartij) om het Belgische beleid hierover op te vragen. Nu bovendien alle
rechtsmiddelen waren uitgeput in België kan niet worden verwacht dat eiser
opnieuw zijn bezwaren kenbaar zou maken. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864. 6. De rechtbank beoordeelt hierna eerst of de staatssecretaris binnen de wettelijke termijn van 2 maanden een terugname verzoek aan België heeft gestuurd. Daarna beoordeelt de rechtbank of de staatssecretaris terecht concludeert dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser bij overdracht aan België indirect een reëel risico loopt op refoulement vanwege een ander beschermingsbeleid dat daar geldt voor vreemdelingen uit China die lid zijn van de Almachtige God Kerk.
Is het terugnameverzoek tijdig ingediend?
7. Asielverzoeken kunnen vormvrij worden gedaan. Dat betekent dat als de vreemdeling in persoon ten overstaan van de autoriteiten zijn wens kenbaar maakt om hem internationale bescherming te verlenen, sprake is van een (asiel)verzoek in de zin van de Dublinverordening.Ongeacht op welke manier hij die wens kenbaar maakt. Voor de aanvang van de procedure voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat worden echter wel eisen aan het asielverzoek gesteld. De procedure start pas als een verzoek om internationale bescherming
formeelbij een lidstaat wordt ingediend. Van een formeel verzoek is sprake als de vreemdeling gebruik heeft gemaakt van een formulier of wanneer de bevoegde autoriteiten een door de autoriteiten opgesteld proces-verbaal hebben ontvangen. Dat volgt uit de Dublinverordening en uit vaste rechtspraak.
8. Uit het – na de zitting overgelegde – proces-verbaal blijkt dat eiser op 20 april 2022 staande is gehouden. De rechtbank gaat er vanuit dat eiser bij de staande houding mondeling asiel heeft aangevraagd. In het proces-verbaal staat namelijk:”
“Deel A in verband met diens verzoek om internationale bescherming”.
De rechtbank stelt vast dat dit verzoek geen formeel verzoek zoals bedoeld in Dublinverordening is. Op 22 april 2022 heeft eiser een formeel verzoek ingediend middels een ondertekend M35-H formulier. Volgend op dit formele verzoek heeft op 22 april 2022 een Eurodac-bevraging plaatsgevonden en is gebleken van een Eurodac-treffer. De rechtbank oordeelt dat daarmee op 22 april 2022 de termijn voor het indienen van een verzoek tot terugname is aangevangen.Dat ook op 20 april 2022 een Eurodac-bevraging (en Eurodac-treffer) heeft plaatsgevonden, maakt dit niet anders. Op 20 april 2022 was immers nog geen sprake van een formele aanvraag, waardoor de termijn voor terugname op 20 april 2022 nog niet van start is gegaan.
9. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de Belgische autoriteiten tijdig om terugname heeft verzocht. Op 22 april 2022 bleek immers dat sprake was van een formeel asielverzoek en een Eurodac-treffer. Daarna heeft de staatssecretaris de Belgische autoriteiten op 22 juni 2022 (binnen de termijn van twee maanden) een terugname verzoek voor eiser gestuurd. Dit betekent dat het claimakkoord juist tot stand is gekomen.
Wie moet aannemelijk maken of sprake is van een risico op indirect refoulement?
10. De bewijslast om een reëel risico op indirect refoulement aannemelijk te maken ligt bij eiser. Dat volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling.Om aan de bewijslast te voldoen moet hij in de eerste plaats algemene informatie overleggen waaruit voldoende concrete aanknopingspunten volgen dat het beschermingsbeleid in België evident en fundamenteel verschilt van het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd. Dat evidente en fundamentele verschil moet erin gelegen zijn dat op voorhand duidelijk is - dus zonder een inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag - dat eiser in België op grond van het algemene beschermingsbeleid geen internationale bescherming krijgt, terwijl hij dat in Nederland in beginsel wel krijgt.
11. Daarnaast moet eiser concrete aanknopingspunten naar voren brengen die erop wijzen dat niet alleen het bestuursorgaan maar ook de rechter in de verantwoordelijke lidstaat hem niet zal beschermen tegen refoulement.Het bestuursorgaan en de rechterlijke instantie in Nederland mogen er immers in beginsel op vertrouwen dat België het recht op een daadwerkelijk en doeltreffend rechtsmiddel gewaarborgd is.Wanneer eiser aan die bewijslast heeft voldaan is het aan de staatssecretaris om alle twijfel over een mogelijk risico bij overdracht weg te nemen.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door een verschil in beschermingsbeleid een reëel risico loopt op indirect refoulement bij een overdracht aan België. Eiser heeft geen stukken overgelegd van een eerder gevoerde asielprocedure en/of de motivering van een afwijzing van een asielaanvraag in België. Eiser heeft daarnaast geen gegevens verschaft of stukken overgelegd waaruit zonder inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag volgt dat België een fundamenteel ander beschermingsbeleid dan Nederland voert voor Chinezen die (zoals eiser) de Almachtige God Kerk aanhangen. Anders dan eiser stelt, rust deze bewijslast (zoals ook overwogen onder punt 10) bij hem. Dat de staatssecretaris, zoals eiser stelt, een sterke procespartij is en veel meer en beter in staat zou zijn om het beleid op te vragen bij de Belgische autoriteiten maakt dit niet anders. De enkele verwijzing van eiser naar het gestelde restrictieve beschermingsbeleid in België leidt niet tot de conclusie dat sprake is van een tekortkoming in de asielprocedure aldaar. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de vraag of eiser concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat hij in België geen rechtsbescherming tegen refoulement zal krijgen.
13. Eiser heeft gelet op het voorgaande niet aan de bewijslast voldaan. De staatssecretaris heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat hij, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ervan kan uitgaan dat België de internationale verplichtingen nakomt.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.