ECLI:NL:RBDHA:2022:14978
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiseres wegens kennelijk ongegrond verklaarde vrees voor seksueel geweld en intimidatie bij terugkeer naar Colombia
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Colombiaanse eiseres. De eiseres had asiel aangevraagd op basis van een aantal ernstige incidenten van seksueel geweld en intimidatie die zij in Colombia had meegemaakt. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de relevante elementen volgens de verweerder niet konden leiden tot de verlening van een vluchtelingenstatus. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 september 2022, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in het verleden slachtoffer is geworden van seksueel geweld, maar oordeelt dat de vrees voor vervolging bij terugkeer naar Colombia niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank heeft overwogen dat de eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij persoonlijk gevaar loopt bij terugkeer, en dat de Colombiaanse autoriteiten geen bescherming kunnen bieden aan slachtoffers van gender-gerelateerd geweld. De rechtbank heeft ook het traumatabeleid van de verweerder in overweging genomen, maar oordeelt dat de eiseres niet voldoet aan de voorwaarden om hiervan gebruik te maken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, met de conclusie dat de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris terecht was. De rechtbank heeft benadrukt dat de eiseres niet zo snel als mogelijk asiel heeft gevraagd bij binnenkomst in Nederland, wat ook een reden was voor de afwijzing van haar aanvraag.