ECLI:NL:RBDHA:2022:14978

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
NL22.17215
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiseres wegens kennelijk ongegrond verklaarde vrees voor seksueel geweld en intimidatie bij terugkeer naar Colombia

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Colombiaanse eiseres. De eiseres had asiel aangevraagd op basis van een aantal ernstige incidenten van seksueel geweld en intimidatie die zij in Colombia had meegemaakt. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de relevante elementen volgens de verweerder niet konden leiden tot de verlening van een vluchtelingenstatus. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 september 2022, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in het verleden slachtoffer is geworden van seksueel geweld, maar oordeelt dat de vrees voor vervolging bij terugkeer naar Colombia niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank heeft overwogen dat de eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij persoonlijk gevaar loopt bij terugkeer, en dat de Colombiaanse autoriteiten geen bescherming kunnen bieden aan slachtoffers van gender-gerelateerd geweld. De rechtbank heeft ook het traumatabeleid van de verweerder in overweging genomen, maar oordeelt dat de eiseres niet voldoet aan de voorwaarden om hiervan gebruik te maken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, met de conclusie dat de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris terecht was. De rechtbank heeft benadrukt dat de eiseres niet zo snel als mogelijk asiel heeft gevraagd bij binnenkomst in Nederland, wat ook een reden was voor de afwijzing van haar aanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.17215
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Ultas).

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. G.I.J. Dijkman, als waarnemer van haar gemachtigde. Als tolk is verschenen J.M. van Schaik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eiseres heeft de Colombiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1991. Zij heeft asiel gevraagd om de volgende redenen. In de nacht van 10 op 11 april 2017 is zij buiten bewustzijn geraakt, verkracht en wakker geworden in het bed van een man genaamd [A] . Dit gebeurde in Santa Marta, de stad waar eiseres destijds woonde. In verband met dit voorval is eiseres een paar maanden later naar Medellín verhuisd. Na de verkrachting is eiseres nog meerdere keren seksueel geïntimideerd en mishandeld. Dit gebeurde achtereenvolgens door haar ex-partner, door een vriend van haar ex-partner, door een vriend/huisgenoot van eiseres en door een chauffeur van een motortaxi. Op 15 september 2021 is eiseres op straat in Medellín [A] tegengekomen. Dit gebeurde dichtbij haar huis. Eiseres is weggerend. Zij vreest dat [A] haar zocht en haar had gevonden. Eiseres heeft toen geprobeerd om aangifte te doen van de verkrachting in 2017, maar de politie in Medellín wilde deze niet opnemen. Eiseres heeft vervolgens in Santa Marta aangifte gedaan. Twee weken later heeft zij Colombia verlaten. Bij terugkeer naar Colombia vreest eiseres
dat [A] haar zal vinden en dat zij zal worden verkracht en/of vermoord. Ook vreest zij dat zij opnieuw zal worden geslagen door haar ex-partner. Eiseres vreest tot slot voor seksueel geweld en intimidatie in het algemeen.
Standpunt van verweerder
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
4. identiteit, nationaliteit en herkomst;
5. verkrachting door [A] ;
6. seksuele intimidatie en geweld door ex-partner en diens vriend.
4. Verweerder acht de relevante elementen geloofwaardig, maar stelt zich op het standpunt dat de elementen niet kunnen leiden tot de verlening van een vluchtelingenstatus omdat zij niet raken aan een vervolgingsgrond. Verweerder acht het verder niet aannemelijk dat eiseres persoonlijk, in verband met de geloofwaardig geachte elementen, bij terugkeer naar Colombia een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder acht daarbij van belang dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Colombia nog te vrezen heeft voor [A] , haar ex-partner of diens vriend en dat eiseres in Colombia een sociaal vangnet heeft waartoe zij zich kan wenden.
Beroepsgrond van eiseres
5. Eiseres voert aan dat zij bij terugkeer naar Colombia vreest voor seksueel geweld en intimidatie in het algemeen. Deze vrees bestaat, nu eiseres een vrouw is die in het verleden al meerdere malen slachtoffer is geworden van seksueel geweld en intimidatie door verschillende personen, in een land waar seksueel geweld gericht aan vrouwen veelvuldig voorkomt. Eiseres behoort dan ook tot een sociale groep en komt daarom wel degelijk in aanmerking voor een vluchtelingenstatus, dan wel loopt om deze redenen een reëel risico op ernstige schade. Eiseres voert verder aan dat zij vanwege de traumatische gebeurtenissen en daardoor ontstane psychische problematiek bij terugkeer naar Colombia een reëel risico loopt op ernstige schade en wijst er hierbij op dat de Colombiaanse autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden aan slachtoffers van gender-gerelateerd geweld.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd het standpunt heeft ingenomen dat eiseres niet wordt gevolgd in de vrees die zij stelt te hebben voor [A] en voor haar ex-partner. Eiseres heeft dit standpunt in beroep niet bestreden. De rechtbank merkt voorts op dat eiseres heeft verklaard dat zij bij terugkeer naar Colombia niet vreest voor de vriend van haar ex-partner.1 Verder blijkt uit het verslag van het nader gehoor niet dat eiseres bij terugkeer naar Colombia vreest voor de chauffeur van de motortaxi of voor de vriend/huisgenoot. De rechtbank gaat er dus vanuit dat eiseres bij terugkeer naar Colombia niet vreest dan wel niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te vrezen heeft voor de daders van de incidenten die zij in Colombia heeft meegemaakt. De rechtbank beoordeelt dan ook enkel de beroepsgrond van eiseres dat zij, gelet op de eerdere incidenten die zij heeft meegemaakt, bij terugkeer naar Colombia (verhoogd) risico loopt om opnieuw slachtoffer te worden van seksueel geweld en intimidatie.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder bij de beoordeling van een asielaanvraag blijkens Werkinstructie 2014/10 eerst de geloofwaardigheid van de vastgestelde relevante elementen beoordeelt en daarna de vraag of de vermoedens van de vreemdeling over wat
1. Verslag nader gehoor, p. 24.
hem bij terugkeer naar zijn land van herkomst te wachten staat, aannemelijk zijn. Bij laatstgenoemde beoordeling is van belang of in het landgebonden beleid specifieke groepen zijn genoemd waarvoor geldt dat eerder tot een risico op schendingen wordt geconcludeerd.2
8. De rechtbank overweegt dat in het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Colombia3 staat vermeld dat er geen bijzonderheden bestaan voor wat betreft groepsvervolging, risicogroepen, de algehele gewelds- en mensenrechtensituatie (uitzonderlijke situatie), systematische blootstelling of kwetsbare minderheidsgroepen. Er wordt in het beleid dus ook geen melding gemaakt van vrouwen in Colombia die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld en intimidatie dan wel een verhoogd risico lopen om hiervan slachtoffer te worden. De rechtbank ziet in het Algemeen Ambtsbericht over Colombia van maart 2022, hoofdstuk 3.11 getiteld ‘Vrouwen’, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het beleid onjuist of onvolledig is. Dit betekent dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen - samengevat - dat eiseres aannemelijk dient te maken dat zij individueel / persoonlijk gevaar loopt bij terugkeer naar Colombia.
9. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat eiseres daarin niet is geslaagd. De enkele omstandigheid dat eiseres in het verleden meerdere malen slachtoffer is geworden van seksueel geweld en intimidatie heeft verweerder, hoe betreurenswaardig ook, onvoldoende mogen vinden om aannemelijk te achten dat juist eiseres bij terugkeer naar Colombia opnieuw te vrezen heeft voor seksueel geweld en intimidatie.
10. Ter zitting heeft eiseres verduidelijkt dat zij zich beroept op het traumatabeleid4 dan wel dat zij vindt dat verweerder in haar geval op grond van artikel 4:84 van de Awb van dit beleid had moeten afwijken. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van het traumatabeleid omdat haar trauma niet is veroorzaakt door de autoriteiten van het land van herkomst, door politieke of militante groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in het land van herkomst of een deel daarvan of door groeperingen waartegen de overheid niet in staat of niet willens is bescherming te bieden. Verweerder heeft in de door eiseres aangevoerde omstandigheid geen aanleiding hoeven zien om van het traumatabeleid af te wijken.
11. Nu verweerder de vrees van eiseres om bij terugkeer opnieuw slachtoffer te worden van seksueel geweld en intimidatie niet ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht en niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van het traumatabeleid, heeft verweerder mogen beslissen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank laat de overige stellingen van partijen in dit verband dan ook onbesproken.
De rechtbank oordeelt tot slot dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft namelijk terecht het standpunt ingenomen dat eiseres Nederland onrechtmatig is binnengekomen, nu zij bij binnenkomst niet in het bezit was van een voor haar beoogde verblijf benodigd visum. Zij was immers in het bezit van een visum voor kort verblijf, maar met het uiten van haar asielwens in
2 Werkinstructie 2014/10, p. 3 en 12.
3 Paragraaf C7/10 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)
4 Paragraaf C2/3.3 van de Vc.
Nederland heeft eiseres er blijk van gegeven langdurig verblijf in Nederland te beogen. Verder heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat eiseres, gezien de omstandigheden bij binnenkomst, zonder gegronde reden niet zo snel als mogelijk asiel heeft gevraagd. Daarbij is van belang dat de asielmotieven van eiseres al aanwezig waren bij binnenkomst in Nederland.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.