ECLI:NL:RBDHA:2022:14968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
NL22.25395
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot overdracht aan Finland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, was in verzet gegaan tegen een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Finland verantwoordelijk was voor de behandeling. Verzoeker had beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank had dit beroep op 2 december 2022 kennelijk ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoeker verzet aangetekend en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er sprake is van onverwijlde spoed, gezien de geplande overdracht van verzoeker naar Finland op 15 december 2022. De voorzieningenrechter heeft besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen, waardoor verzoeker niet hoeft mee te werken aan zijn overdracht aan Finland totdat op zijn verzet is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 759,-. De uitspraak is telefonisch aan partijen medegedeeld en een afschrift is verzonden. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25395
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd [1] niet in behandeling genomen op de grond dat Finland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 2 december 2022 heeft de rechtbank het beroep (kennelijk) ongegrond verklaard.
Verzoeker is tegen deze uitspraak in verzet gegaan. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

Is er een spoedeisend belang?
1. De voorzieningenrechter kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist en kan als partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, ook uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd voor een zitting. [2]
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Bij brief van 8 december 2022 heeft verweerder aan verzoeker kenbaar gemaakt dat hij in de gelegenheid wordt gesteld op 15 december 2022, om 09.45 uur, per vliegtuig (vluchtnummer [nummer]) naar Helsinki te reizen. Als verzoeker van die gelegenheid geen gebruik maakt kan verweerder hem in vreemdelingenbewaring stellen. Gelet op de datum van de geplande vlucht en het mogelijke gevolg als verzoeker niet meewerkt, heeft verzoeker een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening dat hij niet hoeft mee te werken aan zijn vertrek naar Finland totdat op zijn verzet is beslist.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
3. Voordat de bestuursrechter uitspraak doet op het verzet, stelt hij de indiener van het verzetschrift die daarom heeft gevraagd, in de gelegenheid op een zitting te worden gehoord, tenzij hij van oordeel is dat het verzet gegrond is. [3] Verzoeker heeft in zijn verzetschrift kenbaar gemaakt dat hij gehoord wil worden. Voorts heeft verzoeker stukken overgelegd waaruit volgt dat de Finse autoriteiten hem naar Rusland kunnen verwijderen. De voorzieningenrechter is, nu bij een verzet in het vreemdelingenrecht betekenis kan toekomen aan in verzet ingediende nadere stukken, van oordeel dat hem die hoorgelegenheid geboden moet worden.
Conclusie
4. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet hoeft mee te werken aan de overdracht aan Finland totdat op het verzet is beslist.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). [4] Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verzoeker niet hoeft mee te werken aan de overdracht aan Finland totdat op het verzet is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is op 14 december 2022 telefonisch aan partijen medegedeeld.
Een afschrift van deze uitspraak is aan partijen verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Een aanvraag als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 8:83, vierde lid, van de Awb.
3.Op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.
4.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.