ECLI:NL:RBDHA:2022:14954

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
AWB 22/258 en 22/259
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om uitstel van vertrek op basis van medische omstandigheden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, heeft verzocht om een voorlopige voorziening. De aanvraag van eiser werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, en dit besluit werd gehandhaafd na bezwaar. De rechtbank heeft de zaak op 30 juni 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de verweerder.

De rechtbank heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) geraadpleegd over de medische situatie van eiser, die lijdt aan diverse ernstige aandoeningen, waaronder darmkanker en epilepsie. Het BMA concludeerde dat eiser in staat is om te reizen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Eiser betwistte de zorgvuldigheid van het BMA-advies en voerde aan dat de benodigde zorg in Marokko niet toegankelijk is. De rechtbank oordeelde echter dat eiser geen contra-expertise had overgelegd en dat het BMA-advies zorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank concludeerde dat de zorg in Marokko beschikbaar is en dat eiser kan reizen als aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De rechtbank adviseert eiser om een nieuwe aanvraag in te dienen, zodat het BMA opnieuw kan worden geraadpleegd, gezien de verslechterde situatie van eiser en de veroudering van het BMA-advies.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/258 en AWB 22/259
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 24 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder)

(gemachtigden: mr. A. Hadfy-Kovacs en mr. S. Zuithoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser/verzoeker (hierna: eiser) tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om hem op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) uitstel van vertrek te verlenen. Verder beoordeelt de rechtbank het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser met het besluit van 11 november 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 januari 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 30 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, twee broers van eiser ( [twee broers] ) en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van de besluiten

4. Verweerder heeft naar aanleiding van het verzoek van eiser het Bureau Medische Advisering (BMA) gevraagd een advies uit te brengen over de medische problematiek van eiser. Het BMA heeft op 28 september 2021 een advies uitgebracht. Uit het BMA-advies blijkt dat eiser bekend is met darmkanker, epilepsie met gegeneraliseerde insulten en hydrocephalus (waterhoofd). Daarnaast is eiser bekend met hypertensie (hoge bloeddruk) en diabetes mellitus (suikerziekte). Eiser staat onder blijvende behandeling voor deze klachten. Voor wat betreft de diabetes mellitus, epilepsie en hydrocefalus zal het uitblijven van de behandeling leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Voor wat betreft de darmkanker en hypertensie verwacht de BMA-arts geen medische noodsituatie op korte termijn. Eiser is volgens het BMA in staat om te reizen, mits hij geen epileptische aanval heeft gehad minder dan twee dagen voorafgaand aan de reis. Daarnaast adviseert de BMA-arts dat eiser wegens het risico op een epileptisch consult tijdens de reis wordt begeleid door een verpleegkundige en beveelt hij aan dat eiser een schriftelijke overdracht van zijn medische gegevens meeneemt, de medicatie continueert tijdens de reis en voldoende medicatie meeneemt om de periode van de reis te overbruggen. Over de behandelmogelijkheden voor eiser in Marokko concludeert het BMA dat de behandeling aanwezig is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de zorg voor hem niet beschikbaar of niet toegankelijk is.
5. Verweerder heeft op basis van het BMA-advies het verzoek van eiser afgewezen. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiser geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat moet worden getwijfeld aan de conclusie van de BMA-arts dat de benodigde zorg aanwezig is.

Gronden beroep

6. Eiser voert aan dat het BMA-advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen omdat niet is gekeken in hoeverre het advies realiseerbaar is in de specifieke omstandigheden van eiser. Het BMA adviseert om alleen te reizen als eiser twee dagen voorafgaand aan de reis geen epileptische aanval heeft gehad. Omdat eiser twee tot vier keer per dag een epileptische aanval heeft is het in de praktijk onmogelijk om te reizen. Ter onderbouwing van dit standpunt legt eiser op 4 april 2022 een brief over van dr. [arts in opleiding Neurologie] , Arts in opleiding Neurologie. Verder voert eiser aan dat de benodigde zorg in Marokko voor hem niet toegankelijk en beschikbaar is. Allereerst is hij niet in staat om medische behandeling in Marokko te betalen omdat hij geen inkomen en vermogen heeft. Dat onderbouwt eiser met een eigen verklaring omtrent zijn inkomen en vermogen, waaruit blijkt dat hij ten laste komt van zijn broer. Verder legt eiser een verklaring over van 10 februari 2022 van de belastingdienst van Marokko. Daarnaast heeft eiser bij zijn beroepschrift stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij heeft meegedaan aan het AMICE onderzoek in het Erasmus MC, waarbij hij het middel Privigen toegediend heeft gekregen. Behandeling met dit middel kost ongeveer € 80.000,- op jaarbasis en bovendien is dit middel in Marokko niet verkrijgbaar. Eiser beroept zich tot slot op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 4 februari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:800.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank overweegt dat een advies van het BMA volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) een deskundigenbericht is aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. Verweerder moet zich ervan vergewissen dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat het inhoudelijk inzichtelijk en concludent is. Met een contra-expertise kan de vreemdeling de inhoudelijke juistheid van een BMA-advies betwisten. De vreemdeling kan de zorgvuldigheid, inzichtelijkheid en concludentie van een BMA-advies aan de orde stellen dan wel concrete aanknopingspunten aanvoeren voor twijfel aan de inhoud daarvan. Als de vreemdeling geen contra-expertise overlegt, beoordeelt de rechtbank alleen of verweerder zich ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht ervan heeft vergewist dat dit advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. [1]
8. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd. Het BMA heeft gekeken naar de medische situatie van eiser, aan de hand van de gegevens die toen bekend waren. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ervan heeft vergewist dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en inzichtelijk en concludent is. Dat de zorg ononderbroken moet plaatsvinden is onderkend, daarom is begeleiding door een verpleegkundige geadviseerd en is aanbevolen dat eiser voldoende medicatie meeneemt om de periode van de reis te overbruggen. Nu de benodigde zorg in Marokko beschikbaar is, kan de zorg daar worden voortgezet. De brieven van de Arts in opleiding Neurologie, de stukken over het AMICE onderzoek en de stukken over de kosten en de beschikbaarheid van het middel Privigen zijn pas in beroep overgelegd. Deze stukken waren ten tijde van het BMA-advies nog niet bekend en leiden daarom niet tot de conclusie dat het BMA-advies niet juist is.
9. Dat eiser geen eigen inkomen heeft en ten laste komt van zijn broer is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de zorg niet toegankelijk is. Het is aan eiser om aan te tonen wat de kosten voor de behandeling zijn, dat hij niet verzekerd kan worden, dat hij geen overheidssteun kan krijgen en niet terug kan vallen op familie. Daar is hij niet in geslaagd. De financiële ondersteuning die eiser in Nederland krijgt van zijn broer, kan immers ook in Marokko worden voortgezet.
10. De uitspraak waar eiser zich op beroept is geen aanleiding om anders te oordelen. In die kwestie, waarin prejudiciële vragen zijn gesteld, was sprake van een andere situatie: vast stond dat de pijnbestrijding die de vreemdeling in Nederland gebruikte tijdens de reis niet kon plaatsvinden en in het land van herkomst niet beschikbaar was, zodat de rechtbank in dat geval wenste te vernemen hoe de stelling van de vreemdeling dat een toename van pijn door het stopzetten van pijnbestrijding tot suïcidale gedachten zal leiden moet worden betrokken bij de beoordeling of sprake is van medische uitzettingsbeletselen. Zo een situatie is hier niet aan de orde.

Conclusie en gevolgen

11. De beroepsgronden slagen niet. Verweerder mocht uitgaan van het BMA-advies. Uitgaande van dat advies is de zorg die eiser nodig heeft in Marokko beschikbaar en kan eiser reizen als aan de gestelde reisvoorwaarden is voldaan. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is bestaat er geen grond meer om een voorlopige voorziening te treffen, zodat het verzoek wordt afgewezen. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
12. Verweerder heeft tijdens de zitting toegelicht dat eiser een nieuwe aanvraag kan indienen, zodat het BMA opnieuw kan worden geraadpleegd. Het BMA kan dan de stukken van de Arts in opleiding Neurologie (waaruit zou volgen dat eiser dagelijks meerdere epileptische aanvallen heeft), de brief van 16 februari 2022 van dr. [neuroloog] , neuroloog (waaruit zou volgen dat de kosten van een immunoglobuline behandeling (Privigen/Kiovig) ongeveer € 80.000,- op jaarbasis bedragen) en de brief van de apotheek in Rabat (waaruit zou volgen dat het middel Privigen in Marokko niet beschikbaar is) meenemen bij de beoordeling. Een nieuwe aanvraag en een nieuw BMA-advies lijkt ook de aangewezen weg, nu eiser stelt dat zijn situatie is verslechterd en het BMA-advies inmiddels al bijna een jaar oud is.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 juni 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1924)