ECLI:NL:RBDHA:2022:14954
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek om uitstel van vertrek op basis van medische omstandigheden
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, heeft verzocht om een voorlopige voorziening. De aanvraag van eiser werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, en dit besluit werd gehandhaafd na bezwaar. De rechtbank heeft de zaak op 30 juni 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de verweerder.
De rechtbank heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) geraadpleegd over de medische situatie van eiser, die lijdt aan diverse ernstige aandoeningen, waaronder darmkanker en epilepsie. Het BMA concludeerde dat eiser in staat is om te reizen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Eiser betwistte de zorgvuldigheid van het BMA-advies en voerde aan dat de benodigde zorg in Marokko niet toegankelijk is. De rechtbank oordeelde echter dat eiser geen contra-expertise had overgelegd en dat het BMA-advies zorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank concludeerde dat de zorg in Marokko beschikbaar is en dat eiser kan reizen als aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De rechtbank adviseert eiser om een nieuwe aanvraag in te dienen, zodat het BMA opnieuw kan worden geraadpleegd, gezien de verslechterde situatie van eiser en de veroudering van het BMA-advies.