ECLI:NL:RBDHA:2022:14950
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor meerderjarig kind in het kader van gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een meerderjarig kind van Turkse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland bij zijn vader, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De aanvraag werd op 1 juni 2021 door verweerder afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 8 februari 2022 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 12 oktober 2022 de zaak behandeld. Eiser voerde aan dat er sprake was van een beschermenswaardig familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, en dat verweerder ten onrechte had vastgesteld dat referent niet aan het middelenvereiste voldeed. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende gelegenheid had geboden aan eiser en referent om aan te tonen dat er sprake was van gezins- en familieleven, maar dat eiser en referent hier onvoldoende gebruik van hadden gemaakt.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat er tussen eiser en referent beschermenswaardig gezins- en familieleven bestond. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd beslist dat verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.