Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.18031
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
geboren op [1984] , van Iraanse nationaliteit,eiser V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Jalouqa).
Bij besluit van 5 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.18032, op 3 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen F. Abbarzadeh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Eiser heeft op 26 november 2015 zijn eerste asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder ongegrond verklaard. Het beroep hiertegen heeft deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, gegrond verklaard. Bij beschikking van 18 september 2020 is de aanvraag weer ongegrond verklaard. In deze beslissing heeft verweerder (onder andere) de gestelde bekering van eiser ongeloofwaardig verklaard. Het beroep en hoger beroep hiertegen zijn op 8 juni 2020 en 16 juli 2020 ongegrond verklaard (zaaknummer NL19.24558). De ongeloofwaardigheid van het asielrelaas staat derhalve als uitgangspunt vast voor de huidige procedure.
2. Eiser heeft een herhaalde aanvraag ingediend wegens geloofsgroei/verdieping van zijn geloof. Volgens eiser zijn de elementen kennis en geloofspraktijk de vorige keer niet
betrokken bij de beoordeling van zijn asielrelaas. Bij deze aanvraag moet dat worden betrokken.
3. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder heeft dit element geloofwaardig bevonden.
Geloofsgroei. Hierover overweegt verweerder dat de bekering in de vorige procedure niet geloofwaardig is bevonden. Volgens verweerder is eiser er niet geslaagd om met overtuigende verklaringen aannemelijk te maken dat door zijn geloofsgroei wel sprake is van een oprechte bekering. De verklaringen van eiser zijn oppervlakkig en geven onvoldoende inzicht in de geloofsgroei die eiser stelt te hebben doorgemaakt.
Over de verwachte problemen bij terugkeer overweegt verweerder dat een beroep op het United Upper Tribunal niet kan slagen omdat de oprechtheid van de gestelde bekering niet geloofwaardig is bevonden. Verder overweegt verweerder dat eiser voor zijn vertrek niet afvallig was en toen geen toedichting heeft gehad. Uit het Algemeen Ambtsbericht Iran 2022 volgt dat Iraanse autoriteiten in het algemeen niet weten wat een Iraniër in het buitenland over hen heeft gezegd in een asielprocedure. Uit een openbaar rapport van het Australische ministerie van Buitenlandse Zaken volgt verder dat de Iraanse autoriteiten weinig aandacht besteden aan afgewezen asielzoekers bij hun terugkeer naar Iran. Over het gebruik van een niet-register tolk overweegt verweerder dat eiser niet is benadeeld door het gebruik van die tolk.
4. Eiser voert aan dat verweerder niet volgens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 28 september 20221 de aanvraag van eiser heeft beoordeeld. De Werkinstructie 2022/3 heeft verweerder in deze zaak niet kunnen toepassen. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij tijdens het gehoor niet zijn hele verhaal heeft kunnen doen omdat hij steeds werd afgekapt. Verweerder heeft daarom ten onechte tegengeworpen dat eiser oppervlakkig heeft verklaard en hij heeft de geloofsgroei ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verder heeft eiser aangevoerd dat verweerder niet kenbaar heeft beoordeeld of er compensatie tussen de drie elementen toegepast is. Volgens eiser behoren bij een herhaalde asielaanvraag alle drie de elementen ex nunc beoordeeld te worden. Dit in onderlinge samenhang bezien en de compensatieregel kenbaar toepassend zoals volgt uit de uitspraak van de ABRvS van 12 mei 2021.2
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de beoordeling van de aanvraag van eiser geen recht is gedaan aan de wijze van beoordeling die is uiteengezet in de uitspraak van ABRvS van 28 september 2022. In die uitspraak heeft de ABRvS aangegeven dat in zaken over geloofsgroei verweerder de als nieuw aangedragen elementen en bevindingen moet beoordelen in samenhang met wat de vreemdeling in de voorgaande procedure over de gestelde bekering heeft aangevoerd. Weliswaar geldt dat een vreemdeling die in een opvolgende procedure voortborduurt op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering, in de aanvraag (en begeleidende brief) moet toelichten wat er nieuw is en waarom dit tot een andere uitkomst leidt dan in de voorgaande asielprocedure. De uitkomst van de voorgaande procedure blijft hierbij het uitgangspunt. Maar ook geldt dat nieuwe elementen en