ECLI:NL:RBDHA:2022:14920
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na gegrond beroep
In de zaak met zaaknummer NL22.18032 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan. Verzoeker, een Iraanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 3 oktober 2022, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.J. Eizenga, en een tolk, F. Abbarzadeh. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. S. Jalouqa.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaak NL22.18031, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. De rechtbank had in die zaak al uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. A. Wilpstra - Foppen, en is openbaar gemaakt op 7 oktober 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.