ECLI:NL:RBDHA:2022:14917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
AWB 22/3614
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 29 augustus 2022, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend op 27 september 2021, maar de Staatssecretaris heeft niet tijdig beslist. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bestuursorgaan binnen 90 dagen beslissen op een aanvraag, wat in dit geval betekent dat er uiterlijk op 27 december 2022 een besluit genomen had moeten worden. Eiser heeft de Staatssecretaris op 21 april 2022 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijk te stellen is aan een vernietiging van het besluit. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van de bestuurlijke dwangsom door de Staatssecretaris correct was vastgesteld op € 1.442,-.

Omdat het beroep gegrond is verklaard, moet de Staatssecretaris het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden en ook de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3614

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. W.J. Rohlof),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf van 27 september 2021.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Eiser heeft de aanvraag ingediend op 27 september 2021. Verweerder moest binnen 90 dagen beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 2u van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder had dus uiterlijk op 27 december 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moest beslissen, is dus voorbij. Eiser heeft verweerder op 21 april 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Verweerder heeft gevraagd om een langere termijn, maar de rechtbank ziet hier geen reden voor, omdat dit verzoek niet is onderbouwd.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de hoogte van de bestuurlijke dwangsom in zijn brief van 19 juli 2022 juist heeft vastgesteld op € 1.442,-.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt en op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1/2. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.