ECLI:NL:RBDHA:2022:14913
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting tabakswinkel op basis van Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 december 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een tabakswinkelierster, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Den Haag, dat de onmiddellijke sluiting van haar winkel voor de duur van drie maanden beval. Dit besluit volgde op de vondst van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs in de ruimte achter de winkel tijdens een politie-inval, die plaatsvond na een incident met de ex-partner van verzoekster. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij oordeelde dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving. De voorzieningenrechter benadrukte dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op basis van artikel 13b van de Opiumwet te bevelen, en dat de ernst van de overtredingen en de omstandigheden van het geval de sluiting rechtvaardigden.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster spoedeisend belang had bij haar verzoek, omdat de sluiting van de winkel haar inkomen bedreigde. Echter, de rechter oordeelde dat de sluiting evenwichtig was, gezien de ernst van de overtredingen en de verantwoordelijkheid van verzoekster als ondernemer om toezicht te houden op haar winkel. De rechter concludeerde dat de sluiting van drie maanden niet onevenwichtig was, ondanks de financiële gevolgen voor verzoekster. De voorzieningenrechter wees erop dat verzoekster maatregelen had moeten nemen om de situatie te voorkomen, en dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en bleef de sluiting van het winkelpand van kracht.