ECLI:NL:RBDHA:2022:14904

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2022
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
C/09/639954 / KG ZA 22-1116
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen na relatiebreuk

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de man, die de kinderen heeft erkend, dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zal zijn en dat de vrouw de inschrijving van de kinderen op haar adres ongedaan maakt. De vrouw heeft na de verbreking van de relatie de kinderen ingeschreven op haar nieuwe adres zonder de man hierover te informeren. De man stelt dat het in het belang van de kinderen is om bij hem te blijven wonen, gezien de stabiliteit en de vertrouwde omgeving die hij biedt. De vrouw daarentegen voert aan dat gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen is en dat de man haar in een kwaad daglicht stelt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen van de man niet toewijsbaar zijn, omdat de vrouw alleen het gezag over de kinderen heeft en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar ligt. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man af, maar stelt wel dat de kinderen voorlopig doordeweeks bij de man zullen verblijven, in afwachting van de uitkomst van een bodemprocedure die de man zal starten. De voorzieningenrechter benadrukt het belang van stabiliteit voor de kinderen en dat de vrouw niet op korte termijn de verblijfplaats van de kinderen mag wijzigen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/639954 / KG ZA 22-1116
Vonnis in kort geding van 30 december 2022
in de zaak van
[de man]te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. D.S. Harhangi-Asarfi te Rotterdam,
tegen:
[de vrouw]te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. N.E. de Vries te Alphen aan den Rijn .
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de man’ en ‘de vrouw’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de door de vrouw overgelegde producties;
- de op 29 december 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de vrouw pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 30 december 2022 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 12 januari 2022.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen hebben van 2015 tot 8 oktober 2022 een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij zijn samen de ouders van twee nog minderjarige kinderen: [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2020. De man heeft de kinderen erkend. De vrouw is alleen belast met het gezag over de kinderen.
2.2.
Partijen hebben met elkaar en met de kinderen samengewoond in de woning aan de [adres] te [woonplaats 1] (hierna: de woning). [minderjarige 1] gaat in [woonplaats 1] naar de basisschool, te weten de [naam] en [minderjarige 2] gaat in [woonplaats 1] naar de peuterspeelzaal (deze locaties worden hierna gezamenlijk aangeduid als “school”).
2.3.
De vrouw heeft op 8 oktober 2022, na de verbreking van de relatie, de woning verlaten. De kinderen zijn toen bij de man in de woning blijven wonen. De man heeft sindsdien de zorg en opvoeding van de kinderen op zich genomen. Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat de kinderen – in ieder geval voorlopig – gedurende een weekend per veertien dagen bij de vrouw zullen zijn en de overige dagen bij de man.
2.4.
De vrouw is na haar vertrek uit de woning gaan wonen bij haar ouders in [woonplaats 2] . De vrouw heeft de kinderen op enig moment ingeschreven op dat adres, zonder de man daarover te informeren. Zij heeft de kinderen vervolgens ook ingeschreven op een school in [woonplaats 2] . De man is medio december 2022 daarmee bekend geworden. De vrouw heeft de man daarna meegedeeld dat de kinderen na de kerstvakantie bij haar komen wonen en dan ook op hun nieuwe school zullen starten.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
vervangende toestemming wordt verleend voor het aanvragen van gezamenlijk ouderlijk gezag (als ordemaatregel) dan wel de vrouw op te dragen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan het bewerkstelligen van het gezamenlijk ouderlijk gezag (als ordemaatregel);
de hoofdverblijfplaats van de kinderen (voorlopig) bij de man zal zijn;
de vrouw binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de inschrijving van de kinderen op haar adres ongedaan moet maken en mee moet werken aan de inschrijving van de kinderen op het adres van de man, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
het de vrouw wordt verboden om de kinderen uit te schrijven van de [naam] , zolang er geen ouderschapsplan is vastgesteld, dan wel de vrouw op te dragen de kinderen terug in te schrijven op de [naam] in [woonplaats 1] ;
met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding en de nakosten.
3.2.
Daartoe voert de man – samengevat – het volgende aan. Het is niet in het belang van de kinderen om met de vrouw bij de ouders van de vrouw in [woonplaats 2] te gaan wonen en naar een andere school te gaan. De kinderen kunnen beter blijven wonen bij de man in de voor hen veilige en vertrouwde omgeving van de woning. Zij kunnen dan ook naar school blijven gaan op hun huidige school, waar het goed met hen gaat. De afgelopen maanden, waarin de man alleen – met hulp van zijn ouders, die in de buurt wonen – voor de kinderen zorgde, verliepen ook goed. De man is hiertoe beter in staat dan de vrouw. Zij heeft een belast verleden, waarin zich de nodige problemen hebben voorgedaan en zij onverantwoord gedrag heeft vertoond. Met hulp en ondersteuning van de man is dat beter geworden, maar de man vreest een terugval, hetgeen schadelijk is voor de kinderen. Verder heeft de vrouw geen ondersteunend netwerk en geen zelfstandige woonruimte. De man zal daarom een verzoek indienen om gezamenlijk met de vrouw met het gezag over de kinderen te worden belast en hij wenst dat er een ouderschapsplan wordt opgesteld. De man staat omgang tussen de vrouw en de kinderen niet in de weg, maar hij acht het niet in het belang van de kinderen dat zij nu naar de vrouw verhuizen en daarna weer terug moeten verhuizen.
3.3.
De vrouw voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Met de vorderingen als vermeld onder 1 wil de man bewerkstelligen dat hij (voorlopig) gezamenlijk met de vrouw het gezag over de kinderen kan uitoefenen. De man stelt dat hij zonder het gezamenlijk gezag niet goed uitvoering kan geven aan zijn taken als hoofdverzorger van de kinderen. De vrouw acht gezamenlijk gezag niet in belang van de kinderen, nu de man haar in een kwaad daglicht stelt, er sprake is van een slechte communicatie tussen partijen en een gebrek aan vertrouwen tussen hen. De vrouw heeft er daarnaast op gewezen dat de vorderingen ten aanzien van het gezag zich niet lenen voor toewijzing in een kort geding. De voorzieningenrechter volgt de vrouw in dat laatste standpunt. De toevoeging door de man van de woorden “als ordemaatregel” in de vordering sub 1, maakt nog niet dat de gevorderde voorzieningen als zodanig kwalificeren. Als het gezag wordt gewijzigd, waartoe de vorderingen als vermeld onder 1 strekken, wordt daarmee een nieuwe rechtstoestand gecreëerd. Van een voorlopige voorziening is dan geen sprake. Een kort geding leent zich dus niet voor toewijzing van de vorderingen zoals onder 1 geformuleerd.
4.2.
De vorderingen sub 2 en 3 zijn ook niet toewijsbaar. Op grond van artikel 1:12 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgen minderjarigen de woonplaats van degene die het gezag over hen uitoefent. In dit geval is dat dus de woonplaats van de vrouw. De kinderen verblijven ook bij de vrouw, zij het dat dit de afgelopen periode beperkt was tot een weekend per veertien dagen. De man heeft voorts toegelicht dat de vordering ten aanzien van de hoofdverblijfplaats is ingediend voor de situatie dat de vordering sub 1 ten aanzien van het gezamenlijk gezag in dit geding zou worden toegewezen. Die vordering wordt in dit geding echter afgewezen, zodat de vordering sub 2 ook niet voor toewijzing vatbaar is. Verder heeft de man weliswaar voldoende aannemelijk gemaakt dat het in het belang is van de kinderen dat zij voorlopig doordeweeks bij hem in de woning verblijven en hun huidige school kunnen blijven bezoeken (hetgeen hierna nog nader wordt gemotiveerd), maar niet dat zij de komende periode weer op het adres van de woning staan ingeschreven. Van een spoedeisend belang daarbij is ook niet gebleken. De vorderingen sub 2 en 3 zullen dus worden afgewezen.
4.3.
De hiervoor onder 4.2 vermelde overweging dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het in het belang is van de kinderen dat zij voorlopig doordeweeks bij hem in de woning verblijven en hun huidige school kunnen blijven bezoeken, is wel van belang voor de vierde vordering. De voorzieningenrechter stelt in dat verband voorop dat, nu de vrouw alleen het gezag over de kinderen heeft, zij in beginsel ook alleen de bevoegdheid heeft om te beslissen waar de kinderen (regulier) verblijven als ook welke school zij zullen bezoeken. De vrouw heeft daar terecht op gewezen. De vrouw ziet er echter aan voorbij dat hierop een uitzondering kan worden gemaakt als aannemelijk is dat in een lopende of op korte termijn aanhangig te maken bodemprocedure het gezag aan partijen gezamenlijk zal worden toegekend en als daarnaast niet onaannemelijk is dat in die bodemprocedure de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man zal worden bepaald. Bovendien dient er sprake te zijn van een spoedeisend belang bij het treffen van een ordemaatregel ten aanzien van de verblijfplaats van de kinderen, vooruitlopend op een beslissing in de bodemprocedure. De keuzevrijheid van de gezaghebbende ouder wordt immers begrensd door de belangen van de kinderen, die niet onaanvaardbaar in het gedrang mogen komen.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt op de eerste plaats vast dat partijen vanaf de geboorte van de kinderen als gezin hebben samengeleefd en gezamenlijk de kinderen hebben verzorgd en opgevoed. Gebleken is dat partijen er niet bewust voor hebben gekozen dat alleen de vrouw het gezag over de kinderen uitoefent. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat zij de man in het verleden toestemming heeft gegeven om het gezamenlijk gezag aan te vragen, maar dat de man dit vervolgens niet heeft geregeld. Bij de man bleek een misverstand te leven ten aanzien van de gevolgen van het hebben van gezamenlijk gezag, hetgeen ertoe heeft geleid dat hij dit niet heeft geregeld. Alhoewel er volgens de vrouw nu sprake is van communicatieproblemen en een gebrek aan vertrouwen tussen partijen, zijn er naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de bodemrechter aan de man het gezag zal onthouden. Dergelijke problemen zijn niet ongebruikelijk kort nadat partners hun relatie hebben verbroken. Verwacht mag worden dat hierin verbetering optreedt. Beide partijen dienen zich daarvoor ook in te zetten in het belang van de kinderen. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat in de bodemprocedure het gezag mede aan de man zal worden toegekend.
4.5.
Het is niet onwaarschijnlijk dat de bodemrechter de hoofdverblijfplaats van de kinderen dan vervolgens bij de man zal bepalen. Tussen partijen staat vast dat de man de woning, zijnde de voor de kinderen vertrouwde omgeving, zal blijven bewonen en dat de vrouw elders woonruimte zal moeten betrekken. De vrouw heeft thans onderdak gevonden bij haar ouders in [woonplaats 2] . De vrouw heeft zich er niet over uitgelaten of dit een tijdelijke oplossing is of een oplossing voor de langere termijn. Verder werkt de vrouw al enige tijd parttime, terwijl de man al geruime tijd een uitkering ontvangt. De man had dus tijdens de relatie de tijd om de zorg en opvoeding voor de kinderen op zich te nemen en hij heeft dat de komende tijd ook. De afgelopen maanden heeft de man met instemming van de vrouw de kinderen ook al continu bij zich gehad, met uitzondering van een weekend per veertien dagen waarin de kinderen bij de vrouw waren. Dat is goed verlopen, zo blijkt uit diverse verklaringen van onder meer de school en de ouders van de man, die de man hiermee hebben geholpen. De vrouw heeft dit ook niet weersproken.
4.6.
De vrouw is desondanks voornemens om de uitkomst van de door de man te starten bodemprocedure niet af te wachten en de kinderen na de kerstvakantie mee te nemen naar de woning van haar ouders en de school te wijzigen naar een school in [woonplaats 2] . Dat zou ertoe kunnen leiden dat de kinderen nu moeten verhuizen naar een voor hen onbekende omgeving, moeten gaan wonen in het gezin van de moeder van de vrouw, met name opgevoed gaan worden door de vrouw en van school moeten wijzigen, terwijl niet onaannemelijk is dat dit binnenkort weer moet worden teruggedraaid naar de huidige situatie, waarin de kinderen door de man worden verzorgd en opgevoed in de woning en naar hun huidige school gaan. Dat acht de voorzieningenrechter niet in het belang van de kinderen in deze tijd, waarin hen juist rust en stabiliteit zou moeten worden geboden.
4.7.
Alhoewel genoegzaam is gebleken dat de vrouw de omgang tussen de kinderen en de man niet in de weg staat indien zij met de kinderen naar [woonplaats 2] zou verhuizen, kan ook niet worden geconcludeerd dat de vrouw die omgang voldoende bevordert. De vrouw heeft, ondanks haar voornemen om de kinderen op zeer korte termijn bij de man weg te halen en bij haar te laten wonen, eerst ter zitting in dit kort geding een omgangsregeling aan de man voorgesteld, welk voorstel zij nog niet eerder aan de man heeft gedaan. De man heeft verklaard daar niet mee te kunnen instemmen. Over hoe de omgang er in die situatie uit zou moeten gaan zien, bestaat dus nog geen overeenstemming tussen partijen.
4.8.
Onder al deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter het in strijd met zwaarwegende belangen van de kinderen indien de vrouw op korte termijn wijziging brengt in de verblijfplaats van de kinderen en in hun school, zoals zij voornemens is te doen. De voorzieningenrechter zal de vordering sub 4 ten aanzien van de inschrijving van de kinderen op hun huidige school in [woonplaats 1] daarom toewijzen. De voorzieningenrechter zal daaraan toevoegen dat de kinderen dan dus doordeweeks bij de man zullen verblijven, zoals de man met dit kort geding heeft beoogd en wat kan worden gezien als toewijzing van het mindere van de vordering sub 2 om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man te bepalen.
4.9.
De voorzieningenrechter overweegt dat partijen de afgelopen periode een regeling hebben gehanteerd waarbij de kinderen gedurende een weekend per veertien dagen bij de vrouw verblijven. Dit kan worden voortgezet, maar zou ook kunnen worden uitgebreid naar ieder weekend of ieder weekend een gedeelte van het weekend, naar keuze van de vrouw, zodat er, tot de uitkomst van de bodemprocedure bekend is, tussen hen ook voldoende contact blijft plaatsvinden.
4.10.
Nu er voorzieningen worden getroffen in afwachting van de uitkomst van de door de man te starten bodemprocedure, maar de man die procedure nog niet is begonnen, zal de voorzieningenrechter als voorwaarde aan de getroffen voorzieningen verbinden dat de man hiertoe binnen twee weken na de datum van dit vonnis zal overgaan. Het is immers in het belang van de kinderen, en ook van partijen, dat zo snel mogelijk duidelijk wordt hoe de definitieve situatie eruit komt te zien. Indien de man dit nalaat, staat het de vrouw vrij om alsnog uitvoering te geven aan haar voornemens.
4.11.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het niet nader onderbouwde verzoek van de vrouw om de voorzieningen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De voorzieningenrechter acht het in deze procedure, waarin voorzieningen worden getroffen waarbij een spoedeisend belang bestaat, niet wenselijk dat de aanwending van een rechtsmiddel de tenuitvoerlegging van dit vonnis kan opschorten.
4.12.
In de familierechtelijke aard van dit geschil, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt de vrouw – onder de voorwaarde dat de man binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis een bodemprocedure is gestart, waarin hij verzoekt om gezamenlijk gezag en om bepaling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem – de kinderen uit te schrijven van de [naam] te [woonplaats 1] dan wel gebiedt de vrouw om, voor zover zij de uitschrijving al heeft gedaan, de kinderen terug in te schrijven op die school in [woonplaats 1] , waarbij de kinderen doordeweeks feitelijk bij de man zullen verblijven;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Vink en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2022.
ts