ECLI:NL:RBDHA:2022:149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
C/09/619716 / KG ZA 21/1016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursconflict binnen een stichting met verzoek om straat- en contactverbod en schorsing van bestuurders

In deze zaak, die zich afspeelt binnen een stichting die moslimkinderen onderwijs biedt, is er een conflict ontstaan binnen het bestuur. De eisers, bestaande uit de stichting en twee bestuursleden, vorderen een straat- en contactverbod tegen de gedaagde, die zich voordoet als bestuurder ondanks zijn ontslag. De eisers stellen dat de gedaagde zich agressief opstelt en verwarring zaait binnen de organisatie. De gedaagde verzet zich tegen zijn ontslag en vordert in reconventie de schorsing van de andere bestuursleden, omdat hij meent dat er sprake is van belangenverstrengeling en een bestuurscrisis. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen in conventie niet toewijsbaar zijn, omdat er onvoldoende bewijs is dat de gedaagde zich onrechtmatig heeft gedragen. Ook de vordering in reconventie wordt afgewezen, omdat de voorzieningenrechter niet kan oordelen over de schorsing van de andere bestuursleden zonder dat er bewijs is van verwijtbaar handelen. De rechter roept partijen op om gezamenlijk een interim-bestuurder aan te stellen om de situatie te verhelpen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/619716 / KG ZA 21/1016
Vonnis in kort geding van 14 januari 2022
in de zaak van

1.[de Stichting] Amsterdam,

2.
[eisende partij sub 2]te [plaats 1] ,
3.
[eisende partij sub 3]te [plaats 2]
,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. P.D. Popescu te Amsterdam,
tegen:
[gedaagde]te [plaats 3] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.G. Hop te Dreischor.
Eisers worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de Stichting’, ‘ [eisende partij sub 2] ’ en ‘ [eisende partij sub 3] ’ en gezamenlijk als ‘eisers’ en gedaagde als ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 november 2021 met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende een eis in reconventie met producties;
- de op 6 december 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de Stichting pleitnotities zijn voorgedragen en de zaak na de behandeling is aangehouden tot 13 december 2021 voor nader overleg tussen partijen;
- de akte aanvulling/wijziging eis in reconventie van 13 december 2021 met productie;
- de brief van 17 december 2021 van de zijde van de Stichting met een reactie op de akte.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De Stichting stelt zich onder meer ten doel moslimkinderen onderwijs te geven. Onder de Stichting ressorteren 5 islamitische basisscholen in Amsterdam. De Stichting kent een dagelijks en een algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur bestond in 2020 uit de volgende personen: [eisende partij sub 3] als voorzitter, [gedaagde] als waarnemend secretaris, [de penningmeester] (hierna ‘ [de penningmeester] ’) als penningmeester en [eisende partij sub 2] als algemeen bestuurslid.
2.2.
Op enig moment in 2020 is tussen deze vier bestuursleden een conflict ontstaan over de herbenoeming van [eisende partij sub 2] als bestuurslid na het verstrijken van zijn lopende benoemingstermijn. Er ontstonden twee kampen: aan de ene kant [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 3] en aan de andere kant [de penningmeester] en [gedaagde] . Daardoor lukte het in de loop van 2021 niet meer om bestuursvergaderingen te beleggen waar alle bestuurders aanwezig waren en gezamenlijk besluiten te nemen.
2.3.
Op 15 augustus 2021 heeft [eisende partij sub 3] een vergadering gepland met als doel enkele nieuwe bestuursleden te benoemen. [gedaagde] en [de penningmeester] zijn bij die vergadering niet aanwezig geweest, naar hun zeggen omdat zij tijdig te kennen hadden gegeven dan verhinderd te zijn en om een nieuwe vergaderdatum te hebben gevraagd. De vergadering heeft toch op 15 augustus 2021 plaatsgevonden en er zijn die dag drie extra bestuursleden benoemd. [gedaagde] en [de penningmeester] achten die benoemingen niet rechtsgeldig.
2.4.
Op 28 augustus 2021 heeft het bestuur in de nieuwe samenstelling [gedaagde] als bestuurder ontslagen. Op die bestuursvergadering waren [gedaagde] en [de penningmeester] opnieuw niet aanwezig. Op 3 oktober 2021 is [de penningmeester] door het bestuur geschorst als bestuurder. Het ontslag en de schorsing zijn door [gedaagde] en [de penningmeester] niet geaccepteerd.
2.5.
[gedaagde] heeft de crisis in het dagelijks bestuur van de Stichting in september 2021 gemeld bij de Onderwijsinspectie. Daarop heeft het bestuur hem een locatieverbod opgelegd voor de betrokken scholen. [gedaagde] heeft zich daar niet bij neergelegd en blijft er bij dat zijn ontslag niet rechtsgeldig is.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Eisers vorderen – zakelijk weergegeven – [gedaagde] te verbieden om gedurende twee jaar direct of indirect in contact te treden met directies en/of ouders van leerlingen en/of leerkrachten of stafpersoneel van de scholen die vallen onder de Stichting, terwijl hij zich voordoet als bestuurder van die Stichting en hem daarnaast te verbieden om gedurende twee jaar zich in een straal van 500 meter rondom de betreffende 5 islamitische basisscholen te bevinden, alsmede rondom het hoofdkantoor van de Stichting, op straffe van een dwangsom.
3.2.
Daartoe voeren eisers – samengevat – het volgende aan. [gedaagde] is op 28 augustus 2021 ontslagen als bestuurslid. Hij weigert ten onrechte zich bij dat ontslag neer te leggen. Hij blijft zich voordoen als bestuurslid binnen de scholen en zorgt daarmee voor verwarring en stelt zich bovendien agressief op. Hij maakt de overige bestuursleden zwart en zoekt de publiciteit. Dat is slecht voor de scholen en de Stichting. Daarom is het noodzakelijk dat hij een straat- en contactverbod krijgt opgelegd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert – zakelijk weergegeven – na wijziging van eis, [eisende partij sub 3] , [eisende partij sub 2] als ook [A] , [B] en [C] per datum vonnis tot 1 juli 2022 te schorsen als bestuurder van de Stichting en [gedaagde] en [de penningmeester] een maand na vonnisdatum eveneens te schorsen als bestuurder, nadat zij een professioneel interim bestuurder hebben benoemd, en vervolgens de afdeling handelsregister van de Kamer van Koophandel op te dragen deze wijzigingen in het handelsregister in te schrijven.
3.5.
Daartoe voert [gedaagde] – samengevat – het volgende aan. [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 2] zijn de oorzaak van de bestuurscrisis. Er is sprake van belangenverstrengeling aan hun zijde, nu zij tevens gelieerd zijn aan de weekendscholen; dat is in strijd met de statuten. [gedaagde] heeft gepoogd dat aan de kaak te stellen, waarna een ongeldig ontslagbesluit over [gedaagde] is genomen. In het licht van de gerezen tweespalt moet ook de schorsing van [de penningmeester] worden bezien. De benoeming van de drie nieuwe bestuurders is niet rechtsgeldig tot stand gekomen. [eisende partij sub 3] wenst slechts koste wat het kost de macht over de Stichting te behouden. Gelet op de bestaande bestuurscrisis is het noodzakelijk dat [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 2] en de drie nieuwe bestuurders voorlopig worden geschorst als bestuurder, zodat [gedaagde] en [de penningmeester] kunnen zorgdragen voor een interim bestuurder die orde op zaken kan stellen. Daarna zijn zij bereid om terug te treden als bestuurder, aldus [gedaagde] .
3.6.
Eisers voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
4.1.
In verband met de onderlinge samenhang zullen de vorderingen in conventie en reconventie hierna gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 2] in privé niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen in conventie. Die vorderingen zien slechts op de belangen van de Stichting en niet op die van [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 2] zelf. Daarbij kan in het midden blijven of [eisende partij sub 2] nog steeds bestuurder is, zoals eisers stellen, of dat hij al is gedefungeerd als bestuurder, zoals [gedaagde] stelt. De Stichting zal wel ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen. Duidelijk is immers dat deze kwestie de belangen van de Stichting raakt en dat er sprake is van voldoende spoedeisend belang.
4.3.
Partijen strijden al langer over de vraag wie thans nog als rechtsgeldig bestuurder(s) van de Stichting heeft/hebben te gelden. Eisers stellen zich op het standpunt dat [gedaagde] is ontslagen, [de penningmeester] is geschorst en er naast [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 3] drie nieuwe bestuursleden zijn benoemd, terwijl [gedaagde] meent dat [eisende partij sub 2] gelet op het rooster van aftreden geen bestuurslid meer is, de drie nieuwe bestuursleden niet rechtsgeldig zijn benoemd en zowel het ontslag van [gedaagde] zelf als de schorsing van [de penningmeester] geen stand kunnen houden.
4.4.
Blijkens de overgelegde stukken bestaan er inmiddels bij de achterban (de betrokkenen bij de betreffende scholen) twee kampen. Een deel schaart zich achter [eisende partij sub 2] en [eisende partij sub 3] en een ander deel achter [gedaagde] en [de penningmeester] . Die situatie is evident zeer nadelig voor de Stichting en de aangesloten scholen. Het is dan ook alleszins begrijpelijk dat de Onderwijsinspectie zorgen heeft over de ontstane situatie en een onderzoek heeft aangekondigd. Uitgangspunt is immers dat sprake dient te zijn van behoorlijk bestuur. De huidige situatie maakt dat feitelijk onmogelijk.
4.5.
Ter zitting is gebleken dat beide partijen zich van de ernst van de situatie bewust zijn. Desgevraagd hebben zij te kennen gegeven zich te willen beraden op een uitweg uit de impasse, maar inmiddels is gebleken is dat zij daarin niet in onderling overleg zijn geslaagd.
4.6.
De voorzieningenrechter oordeelt dat onder de gegeven omstandigheden de vorderingen in conventie niet toewijsbaar zijn. Voor het gevorderde straat- en contactverbod bestaat geen grond. Een dergelijk verbod is verstrekkend. In dit kort geding is niet komen vast te staan dat [gedaagde] zich dermate agressief of anderszins evident onrechtmatig heeft gedragen dat hem reeds om die reden de toegang tot de scholen en/of contact met de betrokkenen moet worden ontzegd. De stelling van eisers dat [gedaagde] hen zwart maakt bij derden en/of ‘uit de school klapt’, onder meer bij de Onderwijsinspectie, maakt dat niet anders. Duidelijk is dat [gedaagde] van mening is dat sprake is van belangenverstrengeling bij [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 2] vanwege hun banden met de weekendscholen en dat hij zich daar zorgen over maakt. Het staat hem vrij dat standpunt in te nemen, nu vaststaat dat [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 2] banden hebben met een andere stichting en het bestuursreglement van de Stichting in artikel 21 bestuursleden expliciet verplicht dergelijke relaties te vermijden. De melding van de bestuurscrisis bij de Onderwijsinspectie acht de voorzieningenrechter onder de gegeven omstandigheden dan ook niet onrechtmatig. Die melding kan er weliswaar toe leiden dat er actie door de Onderwijsinspectie wordt ondernomen, maar de melding is kennelijk ingegeven door de wens van [gedaagde] de bestuurscrisis (met hulp van buitenaf) te bezweren, in het belang van de scholen. Ook een gesprek met de pers over de gerezen problemen vormt onvoldoende grond voor toewijzing van het gevorderde straat- en contactverbod. De blote stelling van eisers dat [gedaagde] er op uit zou zijn middels negatieve publiciteit het voortbestaan van de scholen te torpederen volgt de voorzieningenrechter niet. Het heeft er veeleer de schijn van dat [gedaagde] juist beoogt via aanstelling van een interim bestuurder orde op zaken te (laten) stellen, in het belang van de scholen. In dat kader heeft hij overigens aangegeven bereid te zijn zelf terug te treden zodra er een interim bestuur is gerealiseerd en dienovereenkomstig zijn eis in reconventie aangepast.
4.7.
Het enkele feit dat [gedaagde] zich nog steeds bestuurder van de Stichting acht en dat ook naar buiten toe uitdraagt, is evenmin voldoende reden om hem de toegang tot de scholen en het contact met de betrokkenen te ontzeggen. Immers, op voorhand staat niet vast dat zijn visie op dit punt onjuist is. Het valt zeker niet uit te sluiten dat de rechter in een eventuele bodemprocedure zal oordelen dat het ontslag van [gedaagde] als bestuurder geen stand houdt, nu hij gemotiveerd naar voren heeft gebracht dat dat ontslag niet rechtsgeldig is verleend. Een kort geding leent zich niet voor een integrale beoordeling van de uitvoerige standpunten van partijen over de vraag wie het gelijk aan zijn zijde heeft betreffende het ontslag van [gedaagde] en de overige stellingen van partijen betreffende de (huidige) samenstelling van het bestuur. De standpunten daarover zijn tegenstrijdig en vergen waarschijnlijk nadere bewijslevering.
4.8.
Ook de vordering in reconventie is niet toewijsbaar. Het is onder de gegeven omstandigheden niet aan de voorzieningenrechter om [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 2] te schorsen als bestuurder. Het enkele feit dat er een bestuurscrisis is volstaat daartoe niet. Dat klemt temeer daar nog niet vaststaat dat aan de zijde van [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 2] sprake is van verwijtbaar handelen wegens daadwerkelijke belangenverstrengeling. Het is zo nodig aan de bodemrechter (en wellicht ook de Onderwijsinspectie) een oordeel te vellen over hun bestuurlijk functioneren en te bezien welke gevolgen daaraan in voorkomend geval moeten worden verbonden. Voor schorsing van de drie nieuwe bestuurders is in dit kort geding evenmin aanleiding, te minder nu zij in deze procedure in het geheel niet zijn betrokken.
4.9.
De afwijzing van de vorderingen over en weer laat onverlet dat er binnen de Stichting een situatie is ontstaan die feitelijk vraagt om een snelle oplossing. Zoals reeds ter zitting is besproken geeft de voorzieningenrechter partijen daarom in dringende overweging gezamenlijk – in het belang van de Stichting en de daarmee verbonden scholen – zo spoedig mogelijk een interim bestuurder aan te (doen) stellen die orde op zaken kan stellen. Daarbij lijkt het essentieel dat de huidige betrokkenen/bestuurders zich allen
tegelijkertijdterug trekken om zo ruimte te creëren voor een nieuw en daadkrachtig bestuur. Zowel [eisende partij sub 2] als [de penningmeester] en [gedaagde] hebben ter zitting aangegeven in beginsel bereid te zijn terug te treden. Van [eisende partij sub 3] mag in het belang van de Stichting hetzelfde worden verwacht. Het is daarbij zaak in onderling overleg een keuze te maken voor een goede interim bestuurder die voldoende vertrouwen geniet bij alle partijen. Indien partijen daarbij niet tot overeenstemming kunnen komen ligt het in de rede nadere stappen te zetten, waarbij gedacht kan worden aan een enquête procedure voor zover de Stichting voldoet aan de eisen van artikel 2:344b BW, dan wel een procedure bij de rechtbank ex artikel 2:298 BW.
4.10.
Nu de vorderingen in conventie en reconventie worden afgewezen en die vorderingen alle zien op hetzelfde bestuursgeschil, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten zowel in conventie als in reconventie te compenseren. Dat [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 2] in hun vorderingen niet ontvankelijk worden verklaard maakt het oordeel niet anders, nu niet is gebleken dat het feit dat zij mede-eisers waren meer of andere kosten van verweer voor [gedaagde] met zich heeft gebracht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie:
5.1.
verklaart [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 2] niet ontvankelijk;
5.2.
wijst de vorderingen van de Stichting af;
5.3.
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
In reconventie:
5.4.
wijst de vorderingen af;
5.5.
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2022.