2.3.3Bouwactiviteiten
2.3.3.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:
2.3.3.1.1 indien de bouwkosten minder dan € 20.000 bedragen: 6,57%van de bouwkosten, met een minimum van € 252,00”
12. Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kan de gemeente een recht heffen voor het genot van door de gemeente verstrekte diensten, zoals het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Vaststaat dat eiser op 25 januari 2021 een aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft ingediend. Niet in geschil is dat deze aanvraag betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo. Het feit dat het bouwwerk is gerealiseerd voordat de aanvraag is gedaan doet daar niet aan af.
Hiermee staat tevens vast dat het belastbare feit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de verordening zich heeft voorgedaan en dat eiser op grond van het bepaalde in artikel 3 van de verordening als belastingplichtige moet worden aangemerkt. Nu eiser in zijn aanvraag de bouwkosten van de bouwactiviteit op € 9.000 heeft geschat bedraagt het legesbedrag op grond van de Tarieventabel 6,57% van die kosten, zijnde € 591,30. Verweerder heeft in zoverre terecht en naar het juiste bedrag leges in rekening gebracht aan eiser.
13. Uit de legesfactuur volgt verder dat verweerder een verhoging van 100% heeft opgelegd op grond van artikel 2.3.2.1 van de tarieventabel. Gelet op het bepaalde in artikel 217 Gemeentewet moet de Verordening uitsluitsel geven over de in die wetsbepaling genoemde essentiële elementen van de heffing. Tot de essentiële elementen behoort het tarief van de heffing, die volgens de Verordening is vermeld in de bij de Verordening behorende en daarvan deel uitmakende Tarieventabel. Het voormelde artikel 2.3.2.1. uit de tarieventabel verwijst voor de verhoging van de leges echter naar het tarief van het niet in de tarieventabel opgenomen artikel 2.3.1.1. De rechtbank constateert dat het voor de aanvrager aldus niet duidelijk is op welke tarief de verhoging van 100% berust en hieruit niet valt af te leiden wat het verschuldigde legesbedrag is. Onderdeel 2.3.2.1 van de Tarieventabel voldoet daarmee niet aan de kenbaarheidseisen van artikel 217 van de Gemeentewet.
14. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank zal de legesaanslag daarom verminderen tot € 591,30.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Voor vergoeding van proceskosten komen slechts de kosten in aanmerking, genoemd in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De door eiser opgevoerde kosten van € 701,80 voor de door hem ingeschakelde architect zijn niet aan te merken als kosten als bedoeld in dat artikel, en komen ook overigens niet op grond van enige andere bepaling voor vergoeding in aanmerking.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van mr. L.J.E. Steijvers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2022.
Afschrift verzonden aan partijen op: