ECLI:NL:RBDHA:2022:14882
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Emaus-Visschers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 3 november 2022, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 6 april 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser stelt dat hij in Duitsland uitgeprocedeerd is en vreest voor terugzending naar Nigeria, waar hij vervolging vreest. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan Duitsland een risico loopt op indirect refoulement. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris in redelijkheid geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om eisers asielverzoek in Nederland te behandelen, ondanks de bijzondere omstandigheden die eiser aanvoert, zoals het feit dat hij twee kinderen heeft die in Duitsland zijn geboren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en verklaart het beroep ongegrond.