ECLI:NL:RBDHA:2022:14880
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een man van Rwandese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 juni 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 6 september 2022, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M. Pals, en een tolk, D. Bucura. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy Kovacs, heeft de afwijzing van de asielaanvraag verdedigd.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan in een verwante zaak (NL21.9934), waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.