ECLI:NL:RBDHA:2022:14878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
NL22.4794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiseres wegens ongeloofwaardige afwending van de islam en bekering tot het christendom

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, geboren in 1996, vreesde vervolging door de Iraanse militaire elitegroep, de Sepah, en stelde dat zij zich had afgewend van de islam en zich had bekeerd tot het christendom. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de verklaringen van de eiseres over haar afwending van de islam en haar bekering niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij zich daadwerkelijk had afgewend van de islam, maar eerder het geloof niet praktiseerde. De rechtbank baseerde haar oordeel op de inconsistenties in de verklaringen van de eiseres en de afwezigheid van bewijs dat zij daadwerkelijk risico loopt op vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Iran. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor vluchtelingenstatus onder het Vluchtelingenverdrag en dat er geen gegronde vrees voor vervolging bestond. De uitspraak werd gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, en is openbaar gemaakt op 26 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.4794
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. M.E. Muller),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: Y. Rikken).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. M. van Werven als waarnemer van haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M.O. Salim. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1996 en heeft de Iraanse nationaliteit.
2. Eiseres heeft - samengevat - aan haar asielrelaas ten grondslag gelegd dat zij niet kan terugkeren naar het land van herkomst, omdat zij vreest vervolgd te worden door de militaire elitegroep, de Sepah. De echtgenoot van eiseres heeft vanwege zijn werk problemen ondervonden met de Sepah, waardoor hij heeft moeten vluchten. Toen haar echtgenoot telefonisch contact met haar opnam, werd het gesprek afgetapt door mensen van de inlichtingen- en veiligheidsdienst. Naar aanleiding daarvan is eiseres vastgehouden en ook mishandeld. Bovendien vreest eiseres bij terugkeer problemen te ondervinden, omdat zij zich in Iran heeft afgewend van de islam en zij zich in Nederland heeft bekeerd tot het
christendom.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Afwending van de islam;
3. Bekering tot het christendom;
4. Problemen met de Sepah.
4. Verweerder acht het eerste element geloofwaardig. De andere elementen worden niet geloofwaardig geacht. Ten aanzien van de afwending van de islam heeft eiseres verklaard dat zij zich heeft afgewend naar aanleiding van de problemen van haar echtgenoot met de Sepah en de problemen die zij naar aanleiding daarvan heeft ondervonden. Aangezien verweerder de problemen van haar echtgenoot niet geloofwaardig heeft geacht, wordt eiseres niet gevolgd in dat zij zich vanwege die omstandigheden heeft afgewend van de islam. Daarnaast heeft eiseres met haar eigen verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat zij zich heeft afgewend van het geloof. Eiseres heeft verklaard dat zij in Iran een geruime tijd, in ieder geval vanaf haar huwelijk, het islamitisch geloof niet praktiseerde en dat zij hier geen problemen van heeft ondervonden. Bij eiseres is niet gebleken van een verandering in het geloof, zoals een proces, aangezien haar verklaringen met name zien op culturele aspecten binnen haar land van herkomst die haar niet aanspreken. Ook heeft eiseres verklaard te zijn opgegroeid in een islamitisch gezin waarbij liefde hoog in het vaandel stond. Verweerder ziet daarom niet in waarom zij binnen het islamitisch geloof god alleen als een kwaadaardige god zag. Verder heeft eiseres in de zienswijze gesteld dat zij wel problemen heeft ondervonden wegens het niet praktiseren van de islam, maar dit komt niet overeen met haar eigen verklaringen. De stelling in de zienswijze bevat geen uitleg en motivering waarom de gestelde problemen niet eerder zijn benoemd en wordt daarom niet door verweerder gevolgd.
Ten aanzien van het tweede element stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres met haar verklaringen de gestelde bekering tot het christendom niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres heeft verklaard dat zij vanwege een incident, te weten de reis naar Nederland door Turkije en Griekenland, is bekeerd en dat zij bij toeval tot het geloof is gekomen. Eiseres heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe zij het incident in verband heeft gebracht met god, aangezien zij een relatief veilige reis heeft gehad. De verklaring dat het
incident misschien niet door god is gekomen, maar dat zij het heeft toegedicht aan god, acht verweerder oppervlakkig, omdat dit incident haar heeft doen bekeren. Daarnaast is volgens verweerder niet duidelijk waarom eiseres het incident aan het protestantse geloof toeschrijft, aangezien zij heeft verklaard pas in Nederland protestants te zijn geworden. Ook heeft eiseres niet inzichtelijk gemaakt wat er in haar omging toen zij kennismaakte met het christendom. Dat zij dacht dat god een barmhartige god was en zij deze in het christendom gevonden heeft, wordt niet gevolgd. Eiseres heeft namelijk verklaard dat zij per toeval het christendom heeft gevonden en niet zoekende was. Verder heeft eiseres summiere verklaringen afgelegd over haar nieuwe geloof en haar persoonlijke beleving daarvan.
Eiseres heeft verklaard rust, hoop en liefde te hebben gevonden, maar de noodzaak tot het vinden daarvan blijkt niet uit haar verklaringen. Bovendien geven de verklaringen omtrent haar bekering geen blijk van een hoog emotioneel effect. Het feit dat eiseres zich geen zondaar voelt en weet dat ze niet naar de hel gaat, geeft geen inzicht in de
geloofsverandering die bij eiseres heeft plaatsgevonden. Eiseres blijft in algemeenheden steken als haar wordt gevraagd wat haar aantrok in het geloof en op welke wijze zij zich verder in het geloof heeft verdiept. Hoewel blijkt dat eiseres basiskennis heeft van het geloof en activiteiten uitoefent, heeft zij verklaard zich nog verder te willen verdiepen in het geloof. Als verweerder vraagt op welke wijze zij zich heeft verdiept, blijft eiseres in algemeenheden steken. Van eiseres mag worden verwacht dat zij daar meer over kan verklaren, nu zij stelt al een jaar lang in Nederland zoekende te zijn binnen het geloof.
Verder ziet verweerder niet in waarom eiseres in Nederland naar een hybride kerk gaat, omdat zij heeft verklaard dat het protestantisme de beste stroming voor haar is. De kerk stelt immers zo hybride mogelijk te zijn in de weergave van het gehele christelijke geloof en het beste uit alle kerkelijke tradities te willen verenigen. Ook stelt de kerk geen waarde te hechten aan denominaties. Tot slot vindt verweerder het ongerijmd dat eiseres een twitterpagina heeft waarop staat dat zij vijf jaar geleden christen is geworden. De stelling in de zienswijze dat de kerk haar heeft verzocht als zodanig te twitteren, komt niet overeen met haar verklaringen dat ze niets met de twitterpagina heeft gedaan en dat zij daar geen tijd aan heeft besteed. Verweerder ziet niet in hoe er dan foto's en selfies van eiseres op de pagina zijn gekomen.
Ten aanzien van de problemen met de Sepah verwijst verweerder naar het besluit van 10 maart 2022 waarin verweerder de aanvraag van de echtgenoot van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft afgewezen, omdat zijn problemen met de Sepah niet geloofwaardig worden geacht. In het verlengde daarvan worden de problemen van eiseres ook niet geloofwaardig geacht. Daarnaast blijkt uit de eerder aangehaalde twitterpagina dat eiseres zich in april 2020 en juli 2020 (op vakantie) in [land] bevond.
Verweerder ziet niet in waarom eiseres, gezien de problemen die zij en haar echtgenoot eerder dat jaar hebben ondervonden, naar [land] is gegaan. Bovendien heeft eiseres ongerijmde verklaringen afgelegd over de reden dat zij is vastgehouden door de Sepah. Eiseres heeft verklaard dat dit naar aanleiding van het telefoongesprek met haar echtgenoot is geweest. Dat eiseres in de zienswijze heeft verklaard de reden van de arrestatie niet te weten, doet afbreuk aan de geloofwaardigheid hierover. Verder komt de stelling van eiseres in de zienswijze dat zij niet alle informatie over haar vasthouding met haar echtgenoot heeft gedeeld niet overeen met haar eigen verklaringen. Eiseres heeft immers verklaard wel aan haar echtgenoot te hebben verteld over de duur, de mishandelingen, de vragen en het worden uitgescholden tijdens haar vasthouding. Dat zij hem niet alles heeft verteld vanwege culture aspecten, valt niet met de verklaring te rijmen. Tot slot wordt eiseres niet gevolgd in de stelling dat zij heeft verklaard dat ze tien à vijftien dagen heeft vastgezeten, maar dat dit in werkelijkheid korter was, namelijk twee à drie dagen. Eiseres heeft de mogelijkheid gehad om dit in de correcties en aanvullingen te corrigeren, maar heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt en doet ernstige afbreuk aan de geloofwaardigheid van haar relaas.
Omdat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is geacht, wordt eiseres niet aangemerkt als vluchteling onder het Vluchtelingenverdrag. Daarnaast heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) wegens het niet praktiseren van de Islam in het land van herkomst. Verweerder acht voornamelijk van belang dat uit het Algemeen ambtsbericht Iran van februari 2021 volgt dat zestig procent van de Iraanse islamieten niet praktiseert en dat de overheid niet actief controleert op praktiseren. Het is daarom niet aannemelijk dat eiseres vanwege het niet praktiseren van de islam problemen zal ondervinden bij terugkeer. De aanvraag van
eiseres is daarom afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw).
Brief GGZ-centraal
5. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte tegenstrijdigheden in haar verklaringen aan haar heeft tegengeworpen. Uit het in beroep overgelegde rapport van GGZ-centraal van
9 februari 2022 blijkt dat er bij haar sprake is van posttraumatische stressstoornis en een lichte depressieve stoornis. De behandelaar heeft vastgesteld dat zij gedurende het behandeltraject steeds duidelijker en gedetailleerder kon verklaren over wat haar is overkomen. Feitelijk betekent dit dat er discrepantie kan ontstaan tussen wat zij in het nadere gehoor heeft verklaard en wat zij later heeft verklaard.
6. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het GGZ-rapport niet kan worden geconcludeerd dat aan eiseres geen tegenstrijdigheden in haar eigen verklaringen mag worden tegengeworpen. De rechtbank stelt voorop dat uit het rapport van Medifirst van
12 september 2021 volgt dat er geen sprake was van een beperking bij eiseres waardoor zij de gehoren niet zou kunnen afleggen. Het overgelegde GGZ-rapport geeft onvoldoende reden om aan die conclusie te twijfelen. Uit het GGZ-rapport blijkt dat eiseres volgens haar behandelaars tijdens de start van haar traumabehandeling meer moeite had met gedetailleerd haar verhaal te vertellen, maar dat de herinneringen gedurende de behandeling helderder werden en zij haar verhaal wat bijstelde. De rechtbank leest daar niet in dat, indien eiseres tegenstrijdige verklaringen aflegt, dit verband houdt met haar psychische problematiek en de verklaringen daarom niet aan eiseres mogen worden tegengeworpen. De beroepsgrond slaagt niet.
Afwending van de Islam
7. Eiseres voert aan dat verweerder haar afwending van de islam ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Volgens de werkinstructie 2022/3 van verweerder wordt afvalligheid uitgelegd conform de uitspraak van 19 januari 2022 van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State: "
afvalligheid betekent dat een vreemdeling zich heeft afgewend van het geloof waarmee hij is opgegroeid, dat hij eerder heeft aangehangen of waarbij hij in de ogen van zijn sociale omgeving of de overheid aangesloten behoort te zijn."1 Deze afvalligheid wordt geloofwaardig geacht door verweerder. Verweerder dient daarom nader te motiveren waarom wel geloofwaardig wordt geacht dat eiseres niet langer de islam praktiseerde, maar niet geloofwaardig wordt geacht dat zij zich van de islam heeft afgewend. Daarnaast heeft eiseres wel verklaard problemen te hebben ondervonden vanwege haar afwending. Dit is ook naar voren gebracht in het gehoor, maar de verklaringen zijn door verweerder daar niet in opgenomen. Dat de problemen die eiseres naar voren heeft gebracht in de zienswijze niet door verweerder zijn meegenomen in de beoordeling is bevreemdend, nu uit het nader gehoor niet blijkt dat daar daadwerkelijk vragen over zijn gesteld. Tot slot gaat verweerder er vanuit dat de afwending van de islam is ingegeven door de problemen van haar echtgenoot met de Sepah en de daaruit voortvloeiende problemen van eiseres, maar zij heeft ook aangegeven welk specifiek moment zij zich kan herinneren waarin zij zich volledig van de islam heeft afgewend, namelijk toen zij werd vastgehouden.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres de gestelde afwending van de islam niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft daarbij terecht een onderscheid gemaakt tussen het afwenden van de islam en het niet praktiseren daarvan. Volgens werkinstructie 2022/3 is er bij afvalligheid op enig moment iets gewijzigd bij de vreemdeling in het innerlijke geloof, waardoor hij zich hiervan heeft afgewend, of de vreemdeling voelt zich niet meer behoren tot het geloof waar hij enige wijze wel aan heeft deelgenomen. Bij het niet praktiseren van een geloof ontbreekt deze verandering. Verweerder wordt gevolgd in het standpunt dat de verklaringen van eiseres over haar verhouding tot de islam zijn te duiden als het niet praktiseren daarvan. Eiseres heeft namelijk verklaard dat haar afkeer tegen de islam vanaf de middelbare school begon vanwege de verplichtingen die het geloof aan vrouwen oplegde. Daarnaast heeft zij verklaard al langere tijd, in ieder geval sinds haar huwelijk, niet meer te praktiseren. Bovendien acht de rechtbank van belang dat eiseres het moment dat zij werd vastgehouden door de Sepah aanwijst als het specifieke moment waarin zij zich volledig heeft afgewend van de islam. De vasthouding van eiseres houdt echter verband met de problemen die haar echtgenoot met de Sepah heeft ondervonden. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats
Utrecht, heeft in haar uitspraak van 19 juli 2022 (NL22.4795) geoordeeld dat de problemen van de echtgenoot van eiseres niet geloofwaardig worden geacht. Dit leidt ertoe dat de problemen die eiseres stelt naar aanleiding daarvan te hebben ondervonden, ook niet geloofwaardig worden geacht. Dit betekent dat eiseres niet wordt gevolgd in de verklaring dat het moment van vasthouding het specifieke moment was waarin zij zich heeft afgewend van de islam. Met haar verklaringen heeft eiseres daarom niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is geweest van een moment van wijziging in haar innerlijke geloof, waardoor zij zich heeft afgewend van de islam.
Bekering tot het christendom
9. Verder voert eiseres aan dat verweerder haar bekering tot het christendom ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Eiseres ziet haar reis naar Nederland als het beginpunt van haar bekering. De reis is geregeld door reisagenten en tijdens de reis heeft eiseres een traumatische ervaring opgedaan, waardoor verweerder het niet heeft mogen duiden als een relatief veilige reis. Ook stelt verweerder zich ten onrechte op het standpunt dat niet wordt gevolgd dat eiseres op zoek was naar een aardige en barmhartige god, omdat zij eerder heeft aangegeven niet zoekende te zijn naar een nieuw geloof. Eiseres heeft namelijk wel verklaard dat zij op zoek was naar een god die zij in haar hoofd had. Dit betekent niet dat zij een actieve zoektocht hanteerde naar een god, maar wel dat zij daar bewust dan wel onbewust naar op zoek was. Verder blijkt uit de door verweerder aangehaalde pagina's van het nadere gehoor niet dat eiseres oppervlakkig heeft verklaard over haar reden van bekering. Haar verklaringen worden ook ondersteund door de in beroep overgelegde verklaringen van voorgangers en kerkgangers. Bovendien heeft eiseres in de zienswijze uitgelegd waarom zij een twitterpagina heeft, namelijk omdat de kerk haar heeft verzocht om te twitteren en bij de grens is haar telefoon door de reisagent ingenomen.
10. De rechtbank stelt voorop dat verweerder is uitgegaan van een passieve bekering die eiseres stelt te zijn ondergaan. In dit kader overweegt de rechtbank dat verweerder niet kan worden gevolgd in het standpunt dat de verklaringen van eiseres ten aanzien van het beginpunt van haar bekering, namelijk haar reis van Turkije naar Griekenland, niet duidelijk zijn. Uit de verklaringen van eiseres blijkt dat zij in Turkije is ontvangen door de kerk en dat kerkgenoten
voor haar hebben gebeden om veilig aan te komen in Griekenland, zonder onderweg te worden aangehouden door de politie. De tocht duurde acht à negen dagen en eiseres hoorde gedurende de reis dat er politie in de buurt was, echter hebben zij haar niet gezien en is zij niet aangehouden. Het feit dat eiseres veilig is aangekomen in Griekenland, zoals voor haar is gebeden, heeft er volgens eiseres toe geleid dat zij zich heeft willen bekeren tot het christendom. Het standpunt van verweerder dat onduidelijk is waarom deze reis door eiseres als het beginpunt van haar bekering wordt gezien, houdt geen stand nu eiseres daar geen onduidelijke verklaring over heeft afgelegd. Verweerder heeft dat dus niet op die manier aan eiseres mogen tegenwerpen. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte aan eiseres heeft tegengeworpen dat zij ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over haar zoektocht naar een god, aangezien zij heeft verklaard dat zij per toeval in aanraking is gekomen met het christendom. Uit de verklaringen van eiseres blijkt wat zij daarmee bedoeld heeft, namelijk dat zij haar geloof in de god van de islam had verloren, maar wel bleef geloven dat sprake was van een andere barmhartige god. Ondanks dat zij niet opzoek was naar een specifiek geloof, kwam zij per toeval in aanraking met het christendom in de kerk in Turkije, waarna eiseres stelt zich verder in het christendom te zijn gaan verdiepen. Gelet op het feit dat verweerder er wel vanuit gaat dat eiser stelt een passieve bekering te zijn ondergaan, en dus niet actief is gaan zoeken naar een nieuw geloof, is de motivering van verweerder op dit punt niet begrijpelijk.
11. De rechtbank is echter wel van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres haar bekering tot het christendom niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder wordt gevolgd in het standpunt dat eiseres oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over haar nieuwe geloof en haar persoonlijke beleving daarvan. De verklaring dat zij hoop, rust en liefde heeft gevonden in haar nieuwe geloof is algemeen en geeft onvoldoende inzicht in haar persoonlijke verhaal. Dit geldt ook voor de verklaring dat zij een beter mens is geworden, anderen liefde geeft zonder iets terug te verwachten en anderen heeft leren te vergeven. Ook de verklaring dat zij zich geen zondaar meer voelt en weet dat ze niet naar de hel gaat, geeft onvoldoende inzicht in de geloofsverandering die bij eiseres zou hebben plaatsgevonden. Deze verklaringen geven immers geen blijk van een hoog emotioneel effect bij eiseres en wat de geloofsverandering voor haar teweeg heeft gebracht. Daarnaast heeft verweerder van belang mogen vinden dat eiseres zich bij een hybride kerk heeft aangesloten, omdat dit niet strookt met haar verklaring dat zij in Nederland heeft geleerd dat het protestantisme de beste stroming is. Eiseres heeft dit punt ook niet bestreden. Verder heeft verweerder van belang mogen vinden dat eiseres een twitterpagina heeft waar informatie op staat die niet overeenkomt met haar eigen verklaringen. Uit de twitterpagina volgt immers dat eiseres vijf jaar geleden christen is geworden. In het nadere gehoor heeft eiseres daarover verklaard dat zij van een vrouw in Turkije de twitterpagina moest overnemen, zodat zij daar activiteiten op kon verrichten omdat zij haar telefoon was verloren. Met de twitterpagina zelf heeft zij niets gedaan. Deze verklaring komt niet overeen met hetgeen door eiseres is gesteld in de zienswijze, namelijk dat de kerk haar heeft verzocht om te twitteren. Ook blijkt uit de twitterpagina dat eiseres, een paar maanden na de gestelde problemen met de Sepah, op vakantie was in [land] . De verklaring van eiseres in de zienswijze dat deze informatie niet kan kloppen, omdat mensen met de Iraanse nationaliteit geen toestemming krijgen om naar [land] te reizen, is niet nader onderbouwd en geeft ook geen verklaring voor de omstandigheid dat op de twitterpagina foto’s van eiseres staan waarop is te zien dat zij zich in [land] bevond.
12. Verder heeft verweerder niet ten onrechte een beperkt gewicht toegekend aan de in beroep overgelegde verklaringen van de voorganger van de kerk en andere kerkgangers.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres basiskennis heeft van het geloof en activiteiten in het kader van het geloof verricht. In de overgelegde verklaring van voorganger dhr. [naam] wordt bevestigd dat eiseres activiteiten verricht doordat zij wekelijks naar de zondagdiensten gaat, een discipelschapscursus volgt en daarnaast bijbellessen volgt. Dat eiseres activiteiten verricht in het kader van het geloof, is op zichzelf onvoldoende om te spreken van een oprechte bekering. Bij de geloofwaardigheidsbeoordeling door verweerder is immers het uitgangspunt dat de vreemdeling in eerste instantie overtuigende verklaringen dient af te leggen over zijn bekering, waarbij het zwaartepunt in de meeste gevallen ligt bij de motieven voor en het proces van bekering.
13. Eiseres voert verder aan dat verweerder – mede onder verwijzing naar de beschikking van haar echtgenoot – ten onrechte de problemen die zij door de Sepah heeft ondervonden niet geloofwaardig heeft geacht. Volgens verweerder heeft eiseres tegenstrijdig verklaard over de expliciete reden waarom de Sepah haar heeft opgepakt, maar uit haar verklaringen in het nadere gehoor blijkt dat zij allereerst dacht aangehouden te worden vanwege de onrust in het land, maar dat de Sepah uiteindelijk heeft verteld dat dit naar aanleiding van het telefoongesprek met haar echtgenoot was. Verder heeft verweerder verwezen naar de verklaring van eiseres in de zienswijze dat zij niet weet wat de expliciete reden is geweest om haar op te pakken, maar hiermee heeft eiseres bedoeld niet te weten wat het doel is waarom de Sepah haar heeft opgepakt, maar wel wat daarvan oorzaak is. Daarnaast werpt verweerder ten onrechte aan eiseres tegen dat zij heeft verklaard alles over haar gevangenneming te hebben gedeeld met haar echtgenoot. Uit haar verklaringen blijkt dat zij maar een beetje informatie met hem gedeeld heeft. Ten aanzien van de duur dat eiseres heeft vastgezeten, heeft zij in het nadere gehoor verklaard dat zij niet weet hoelang zij heeft vastgezeten, waardoor de tegenstrijdige verklaringen niet mogen worden tegengeworpen.
14. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 juli 2022 voornoemd, waarin is geoordeeld dat verweerder de problemen van de echtgenoot van eiseres met de Sepah niet ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Dit brengt met zich mee dat de vasthouding van eiseres naar aanleiding van de problemen van haar echtgenoot, ook niet geloofwaardig worden geacht. Daarnaast heeft de rechtbank in de uitspraak van 19 juli 2022 geoordeeld dat eiseres en haar echtgenoot tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over de verwondingen die haar echtgenoot heeft opgelopen, maar ook over de duur van eiseres haar vasthouding. De rechtbank neemt dat oordeel over. Verweerder heeft de verklaringen van eiseres in de zienswijze en in beroep onvoldoende mogen vinden om als geldige reden voor deze tegenstrijdige verklaringen aan te merken. Temeer daar deze voor wat betreft de duur van eiseres haar vasthouding van elkaar verschillen. Daarbij merkt de rechtbank op dat als het verschil in duur – zoals gesteld – zou komen door de vraagstelling van verweerder het op de weg van eiseres had gelegen dat al eerder dan in beroep te corrigeren. Verder heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiseres en haar echtgenote tegenstrijdig hebben verklaard over of eiseres is mishandeld tijdens haar vasthouding. Eiseres heeft verklaard dat dat het geval is en dat zij in hoofdlijnen wel heeft verteld over haar mishandelingen terwijl haar echtgenote heeft verklaard dat zij tijdens haar vasthouding geen problemen heeft ondervonden. Dat zij niet alles zou hebben verteld aan haar echtgenoot geeft geen afdoende verklaring voor dit verschil in verklaringen.
Gegronde vrees voor vervolging en een reëel risico op ernstige schade
15. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld
dat het niet praktiseren van de islam in het land van herkomst niet kan leiden tot vluchtelingschap of een reëel risico op ernstige schade. Eiseres heeft immers in de zienswijze verklaard wel problemen te hebben ondervonden vanwege het niet praktiseren. Daarnaast is verweerder niet ingegaan op de verwijzingen naar het algemeen ambtsbericht van februari 2021 in de zienswijze, maar heeft verweerder ten onrechte verwezen naar de beschikking van de echtgenoot van eiseres.
16. De rechtbank stelt voorop dat, gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 8, niet geloofwaardig wordt geacht dat eiseres zich heeft afgewend van de islam. Wel geloofwaardig wordt geacht dat zij de islam jarenlang niet heeft gepraktiseerd. Uit de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022 volgt dat afvalligheid in veel landen wordt gekoppeld aan gedragingen en uitingen die niet of niet geheel sporen met de officiële leer van de in het land van herkomst gangbare geloofsovertuiging. Dit betekent dat ook als verweerder de gestelde afvalligheid ongeloofwaardig acht, de vreemdeling nog steeds een risico kan lopen op vervolging of onmenselijk behandeling in zijn land van herkomst omdat aan hem afvalligheid wordt toegedicht. Indien de vreemdeling heeft verklaard dat hij zich heeft afgewend van die geloofsovertuiging of zich op een dergelijke manier heeft gedragen of geuit, dan moet verweerder beoordelen of aannemelijk is dat de vreemdeling bij terugkeer vanwege zijn toegedichte afvalligheid het risico loopt op vervolging of onmenselijke behandeling. Verweerder moet dit beoordelen aan de hand van de verklaringen van de vreemdeling in het licht wat over het land van herkomst in algemene zin bekend is.
17. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij wegens haar toegedichte afvalligheid het risico loopt op vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiseres heeft in het nadere gehoor verklaard dat zij geen problemen heeft ondervonden vanwege haar gestelde afwending van de islam, omdat zij daar alleen over heeft gesproken met de mensen die zij kon vertrouwen. Dat zij niet op dit onderwerp zou zijn bevraagd wordt dan ook niet gevolgd. In de zienswijze heeft eiseres verklaard dat zij wel problemen heeft ondervonden vanwege het niet praktiseren van de islam, aangezien zij wel eens is aangehouden en zij moest aangeven waarom zij niet praktiseerde. De verklaring van eiseres is onvoldoende concreet en daarnaast wordt niet ingezien waarom zij dat niet eerder naar voren heeft gebracht, bijvoorbeeld in de correcties en aanvullingen op het nadere gehoor. Daarnaast wordt niet gevolgd dat datgene wat zij hierover zou hebben verklaard niet in het nader gehoor zou zijn opgenomen nu daar geen aanwijzingen voor zijn. Tevens heeft verweerder mogen verwijzen naar het algemeen ambtsbericht van februari 2021 (p. 97 en 98) waarin staat dat zestig procent van de Iraanse islamieten niet praktiseert en dat de overheid niet actief controleert op praktiseren, omdat religie doorgaans wordt beschouwd als een privézaak en niet als een zaak van de overheid. Hoewel uit het ambtsbericht wel volgt dat de autoriteiten tijdens de ramadan strenger controleren op de naleving van religieuze voorschriften, waarbij het niet naleven daarvan kan leiden tot arrestaties, zweepslagen of detenties, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij daar in Iran problemen door heeft ondervonden of bij terugkeer problemen door zal ondervinden.
Conclusie
18. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.