ECLI:NL:RBDHA:2022:14874

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor overkapping patio in beschermd stadsgezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor de overkapping van een patio. De eiseres, die de woning op 1 oktober 2021 heeft verworven, had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het overkappen van de patio bij haar woning. De gemeente, als verweerder, heeft deze aanvraag op 26 maart 2020 afgewezen, omdat de overkapping niet voldeed aan de redelijke eisen van welstand en in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overkapping meer dan 50% van het achtererfgebied besloeg en dat de welstandsadviezen, die aan de weigering ten grondslag lagen, voldoende onderbouwd waren. De rechtbank oordeelde dat de gemeente zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de overkapping niet voldeed aan de redelijke eisen van welstand, en dat de vergunning terecht was geweigerd. De beroepsgronden van eiseres, die onder andere stelden dat er geen stedenbouwkundige bezwaren waren, werden verworpen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1528

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Rutteman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: E. Veldman).
Als derde-partijen nemen aan het geding deel
[derde-partij 1]en
[derde-partij 2], uit [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van
[A] (hierna: [A] ) voor een omgevingsvergunning voor het overkappen van de patio bij de woning aan de [adres] [nummer] in [plaats] (de woning) afgewezen.
Bij besluit van 13 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van [A] tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
[A] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 1 oktober 2021 is eiseres de nieuwe eigenaar van de woning geworden. Zij heeft de rechtbank laten weten het beroep te willen voortzetten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De derde-partijen hebben een zienswijze ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partijen zijn verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden. Achter de woning van eiseres bevindt zich een kleine patio, die geheel wordt omsloten door andere woonbebouwing. De derde-partijen wonen in een pand dat grenst aan de patio en kijken hierop uit. [A] heeft de patio op enig moment voorzien van een overkapping, die de volledige patio beslaat. Hiermee is voor de woning van eiseres een uitbreiding van de binnenruimte gerealiseerd. Naar aanleiding van een handhavingsverzoek van de derde-partijen heeft [A] een omgevingsvergunning aangevraagd voor deze overkapping. Met het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd onder aanvulling van de motivering hiervan. De aangevraagde overkapping is volgens verweerder in strijd met het bestemmingsplan, omdat hiermee meer dan 50% van het achtererfgebied wordt bebouwd. Daarnaast staan de redelijke eisen van welstand volgens verweerder aan vergunningverlening in de weg.
3. Volgens eiseres is de omgevingsvergunning ten onrechte geweigerd. Zij bestrijdt dat de overkapping niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Eiseres voert aan dat het welstandsadvies in bezwaar gemotiveerd door haar is bestreden. Volgens eiseres zijn de geldende welstandscriteria niet kenbaar aan het welstandsadvies ten grondslag gelegd en zijn hierin ook criteria gehanteerd die in het welstandsbeleid niet voorkomen. Verder wijst eiseres erop dat aanvankelijk slechts een ambtelijk welstandsadvies is uitgebracht en dat pas na de zitting van de bezwaarschriftencommissie een advies van de welstandscommissie tot stand is gekomen, waarop eiseres niet meer naar behoren heeft kunnen reageren. Bovendien is volgens eiseres onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat de overkapping is gerealiseerd boven een achtererfgebied dat op geen enkele wijze zichtbaar is van de openbare weg, zodat geen beschermingswaardige waarden worden aangetast.
Eiseres betoogt verder dat er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan tegen het overkappen van de patio, zeker nu de patio op grond van het bestemmingsplan in ieder geval voor de helft overkapt mocht worden.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ wordt geweigerd als – voor zover hier van belang – het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarvoor de vergunning is aangevraagd, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Dit volgt uit artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
4.2.
Het is vaste rechtspraak [1] dat verweerder, hoewel hij niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor de welstandstoetsing bij hem berust, aan een dergelijk advies in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet – of niet zonder meer – aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria.
4.3.
Verweerder heeft zich aanvankelijk ambtelijk laten adviseren over de vraag of het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. In het ambtelijk advies van 20 maart 2020 wordt vermeld dat het bouwplan is getoetst aan de welstandsnota en dat niet akkoord wordt gegaan met de overkapping van de patio. Het beschermd stadsgezicht waarin het bouwplan ligt kent volgens dit advies een zeer dichte bebouwingsstructuur en de patio is de enige onbebouwde ruimte op het perceel, waardoor het belangrijk is om daarin licht en luchtigheid te behouden en de oorspronkelijke opzet afleesbaar te houden.
4.4.
Op 30 september 2020 heeft de welstandscommissie over het bouwplan geadviseerd. Uit dit advies komt naar voren dat het bouwplan is getoetst aan de welstandsnota en dat niet kan worden ingestemd met het voorgestelde dichtzetten van de patio. De welstandscommissie sluit zich voor de onderbouwing van haar advies aan bij het ambtelijke advies van 20 maart 2020.
4.5.
In zijn verweerschrift is verweerder nader op de welstandsbeoordeling ingegaan. Onder verwijzing naar een reactie van de beleidsmedewerker welstand wijst verweerder erop dat open plaatsjes zoals de patio bepalend zijn voor de dorpsachtige sfeer van Scheveningen. Daarnaast stelt verweerder onder verwijzing naar een advies van de interne adviseur monumentzorg dat het Renbaankwartier is gelegen in het beschermd stadsgezicht Scheveningen-Dorp. Kenmerkend voor de oorspronkelijke opzet van het Renbaankwartier zijn volgens verweerder een overwegend kleinschalige bebouwing, gesloten bouwblokken en open binnenterreinen. Hoofdbebouwing langs de straat en open ruimten aan de achterzijde zijn waardevolle karakteristieken. Het volledig dichtzetten van de patio tast deze karakteristiek aan en draagt bij aan een verdere verdichting van de binnenterreinen, wat volgens verweerder een ongewenste ontwikkeling is. Verweerder wijst erop dat de status van beschermd stadsgezicht in de welstandsnota wordt genoemd bij de algemene welstandscriteria.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit hetgeen eiseres heeft aangevoerd niet dat de welstandsadviezen die aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd, zodanige gebreken vertonen dat verweerder zich hierop niet mocht baseren. Van gebreken naar inhoud of wijze van totstandkoming van de adviezen is de rechtbank niet gebleken. In de adviezen wordt verwezen naar de welstandsnota, waarin onder meer de algemene welstandscriteria zijn vastgelegd. Hiertoe behoort het criterium dat bouwwerken in een beschermd stadsgezicht moeten leiden tot behoud of versterking van de architectonische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden daarvan (het zogenoemde b-criterium). Uit de beide welstandsadviezen, zoals nader toegelicht in het verweerschrift, blijkt afdoende waarom het volledig overkappen van de enige onbebouwde ruimte op het perceel zich niet verhoudt met de waarden van het beschermd stadsgezicht. De rechtbank volgt eiseres niet voor zover zij betoogt dat bij de welstandsbeoordeling ook is getoetst aan criteria die niet te herleiden zijn tot de welstandsnota. Weliswaar wordt in de adviezen gebruik gemaakt van termen die niet letterlijk terugkomen in de welstandsnota (zoals het begrip “licht en luchtigheid”), maar uit de adviezen blijkt afdoende dat het hierbij gaat om een nadere toelichting om te verduidelijken waarom het bouwwerk niet voldoet aan het b-criterium uit de welstandsnota.
4.7.
De enkele omstandigheid dat het bouwplan niet is besproken in een openbare vergadering van de welstandscommissie en dat eiseres dus niet de gelegenheid heeft gehad om het bouwplan daar toe te lichten, is onvoldoende voor het oordeel dat het welstandsadvies onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank betrekt hierbij dat het advies van de welstandscommissie nagenoeg gelijkluidend is aan het eerder uitgebrachte ambtelijke welstandsadvies en dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad zich over dat advies uit te laten.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de overkapping niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Dat betekent dat de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ reeds om die reden terecht is geweigerd. Wat eiseres voor het overige heeft aangevoerd over het maximale bebouwingspercentage in het achtererfgebied, betreft de vraag of verweerder toestemming had moeten verlenen om ten behoeve van de overkapping af te wijken van het bestemmingsplan (de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’). Tussen de activiteit ‘bouwen’ en de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ bestaat onlosmakelijke samenhang. In dit geval is voor beide activiteiten in één aanvraag een omgevingsvergunning gevraagd. Dat betekent dat het weigeren van de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ tot gevolg heeft dat de omgevingsvergunning ook voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ moest worden geweigerd. De beroepsgronden van eiseres die zijn gericht tegen de weigering van verweerder om ten behoeve van het bouwplan af te wijken van het bestemmingsplan, kunnen daarom onbesproken blijven.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van
mr. V.A. Paul, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1527.